De molen bestaat uit een vierkant stokje, dat bovenaan rond is. Op dit ronde gedeelte past het wiekgedeelte. In deze opening past het ronde deel van het stokje. Aan de andere zijde van het centrale deel zit een plat gedeelte dat naar twee tegenoverstaande zijden toe vrij lang is, naar de andere twee zijden heel kort. Onder het wiekgedeelte zit een holle, houten balletje om de steel. Dit balletje heeft aan boven- en onderzijde een opening , zodat de steel er door past. Ook aan de zijkant bevindt zich een gat. Hierdoor steekt het touwtje, dat aan het stokje in een uitgesneden rand bevestigd is, naar buiten. Het touwtje is om een klein houten stokje geknoopt, zodat het niet door het balletje heen kan schieten. Bij het wiekgedeelte steekt het stokje meteen in de wiekplaat. De wieken bestaan hier uit slechts twee bredere gedeelten, die aan de bovenzijde met reliëfhoutsnijwerk is versierd. Ook het balletje is met reliëfhoutsnijwerk bewerkt. Het stokje is gemaakt van donkerbruin hout en aan de onderzijde zijn er een drietal ringen uitgesneden. Aan het touwtje zit geen stokje (meer).