Inhoud:
1. Het wetenschappelijke team uit 1903
2. Kapitein marineschip ook amateur-geoloog
3. Wichmann hoogleraar in Utrecht
4. Wetenschappelijk en sportief avontuur
5. Verkenningen met expeditieschip Zeemeeuw
6. Expeditie uitstekend gedocumenteerd
7. Geen glazen armringen voor Van der Sande
8. Lorentz na drie expedities diplomaat
9. Links
10. Bronnen
1. Het wetenschappelijke team uit 1903
De expeditie in 1903 wordt gehouden op initiatief van de in Amsterdam gevestigde Maatschappij ter Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche Koloniën, ook wel Treub Maatschappij genoemd. Naast expeditieleider Wichmann bestaat het Nederlandse wetenschappelijk team uit Hendrikus Albertus Lorentz (die daarna nog twee andere expedities in het zuiden van Nieuw-Guinea zou gaan leiden), de legerarts Gijsbertus Adrian Johan van der Sande (ridder in de Militaire Willemsorde) die de antropologie en etnografie voor zijn rekening neemt dezoöloog Lieven Ferdinand de Beaufort en de 'natuuronderzoeker' en ex-handelaar in paradijsvogelveren Johannes Maximiliaan Dumas, 'die bekend is met het leven in het oerbos'. Het team heeft op advies van Dumas 30 Dajakkers uit Noord-Borneo meegenomen (voor diverse taken als roeier, drager, terreinverkenner en klusjesman), alsmede twee jagers en een zevental assistenten. Lorentz is de zoon van een naar Nederland teruggekeerde tabaksplanter in Oost-Java. Hij leert Wichmann in Utrecht kennen, waar hij rechten en biologie studeert.
2. Kapitein marineschip ook amateur-geoloog
Jan Willem van Nouhuys, de kapitein van het Gouvernementsstoomschip ‘Zeemeeuw’ dat de expeditieleden naar Nieuw-Guinea brengt, behoort officieel niet tot het onderzoeksteam, maar als amateur-geoloog en -volkenkundige participeert hij in vrijwel elke activiteit en wordt daarom ook steevast gerekend tot de onderzoekers. Van Nouhuys is in de voetsporen getreden van zijn vader, een kapitein bij de koopvaardij. In 1895 wordt hij stuurman bij de Gouvernementsmarine in Nederlands-Indië en in 1901 bevorderd tot kapitein. Van Nouhuys wordt door de latere expeditieleider Lorentz nog tweemaal gevraagd om deel te nemen aan de expedities naar de eeuwige sneeuw van Centraal Nieuw-Guinea. In 1907 neemt hij deel aan een expeditie die bekend staat als de Eerste Zuid Nieuw-Guinea Expeditie en in 1909 aan de Tweede Zuid Nieuw-Guinea Expeditie. Pas tijdens de tweede expeditie wordt dat doel bereikt; Van Nouhuys en Lorentz zijn de eersten ooit die hun voetstappen zetten in de 'tropische sneeuw' van Nieuw-Guinea.
3. Wichmann hoogleraar in Utrecht
Carl Ernst Arthur Wichmann is in Utrecht 42 jaar hoogleraar Geologie en Mineralogie, de huidige faculteit Geowetenschappen. In maart 1879 aanvaardt hij op 28-jarige leeftijd zijn ambt met het in het Duits uitspreken van een inaugurale rede in de Pieterskerk in de Domstad. Arthur Wichmann wordt op 9 april 1851 in Hamburg geboren. Zijn vader, Ernst Heinrich Wichmann, stamt af van een familie van walvisvaarders afkomstig uit Glückstadt aan de Elbe in de buurt van Hamburg. Arthur gaat studeren in de Duitse stad Leipzig. Zijn belangstelling gaat uit naar mineralogisch-geologische vakken. Dit komt vooral door de invloed van zijn belangrijkste leermeester, de Oberbergrat Ferdinand Zirkel, bij wie hij na een driejarige studie in juli 1874 promoveert.
Wichmann is als wetenschapper zeer productief. Hij heeft letterlijk van zijn studententijd tot aan zijn dood gewerkt en gepubliceerd: de bibliografie van Wichmann telt 123 publicaties verschenen over een periode van 54 jaar. Het overgrote deel is in het Duits geschreven. De onderwerpen zijn veelal mineralogisch-petrografisch en geologisch van aard. Maar er zijn ook historisch-geografisch werken, zoals met name zijn opus magnum ‘Nova Guinea’ over zijn expeditie in 1903. In 1921 keert de dan 70-jarige wetenschapper naar zijn vaderstad Hamburg terug, waar hij in 1927 overlijdt.
4. Wetenschappelijk en sportief avontuur
De legerarts Gijsbert van der Sande keert in 1901 heelhuids en geridderd terug uit de Atjeh-oorlog, een koloniale oorlog die het Koninkrijk der Nederlanden voert met het aanvankelijk doel om de zeevaart door de Straat Malakka tegen Atjehse zeerovers te beveiligen. Hij komt terug naar Europa om zich te bekwamen in de fotografie en fysische antropologie. De fijne kneepjes van het schedelmeten worden hem bijgebracht in het Zwitserse Zürich door de vermaarde antropologische expert Rudolf Martin. Deze training geschiedt op kosten van de Treub Maatschappij ter voorbereiding op de door dezelfde organisatie gefinancierde expeditie van 1903. De bijna zeven maanden durende onderzoekstocht brengt Van der Sande alles wat hij verlangde: een combinatie van een wetenschappelijk en sportief avontuur. Evenals in Atjeh komt hij ook op Nieuw-Guinea in aanraking met oorlogsverwondingen. In plaats van kogels moet hij hier pijlpunten te verwijderen.
Tijdens de expedities voelt ook Wichmann zich in zijn element en heeft hij onveranderlijk een goed humeur, wat zijn expeditiegenoten hogelijk waarderen. Dat goede humeur wordt soms terdege op de proef gesteld. Op sommige dagen in Nieuw-Guinea moet er door overstroomd oerbos getrokken worden. De onderzoekers moeten over drijvende boomstammen klimmen of tot het middel of nog dieper door modder en water waden. Wichmann laat zich daardoor niet van de wijs brengen, zelfs niet als hij op één dag twee maal kopje onder gaat omdat hij van een boomstam afglijdt. Steeds is hij ook onder zware omstandigheden op de moeilijke tochten ridderlijk en hulpvaardig.
5. Verkenningen met expeditieschip Zeemeeuw
Met het expeditieschip ‘Zeemeeuw’ wordt de noordkust verkend, in het bijzonder de Geelvinkbaai en de meer naar het oosten liggende Humboldtbaai en het Sentanimeer. Een huis dat wordt gebouwd op een eiland Metu Debi in de Jautefabaai (bij de dorpen Tobati en Enggros) vormt de uitvalbasis voor de tochten langs de kust, die worden onderbroken voor meerdaagse voettochten het binnenland in. Metu Debi is ook de plaats waar de controleur van het Binnenlands Bestuur, P.E. Moolenburgh, zich heeft gehuisvest. Dokter Van der Sande houdt op Metu Debi spreekuur in het nieuwgebouwde huis; tijdens de voettochten ontvangt hij zijn patiënten vaak in een tent. Het Sentanimeer kan worden verkend met een reddingsboot van de ‘Zeemeeuw’ die op de schouders van een groep dragers over land naar het meer wordt vervoerd. ‘Na iedere tocht’, schrijft Wichmann in zijn verslag, ‘verandert het dek van het expeditieschip in een geïmproviseerd laboratorium vol stenen, flessen en buizen met alcohol, en talloze etnografische voorwerpen die weldra in kisten zouden worden gepakt.’
6. Expeditie uitstekend gedocumenteerd
De expeditie in 1903 is uitstekend gedocumenteerd. Vrijwel ieder lid levert hieraan zijn bijdrage: Lorentz met een vlot geschreven reisverslag voor de geïnteresseerde leek, Wichmann met zijn natuurwetenschappelijk algemeen verslag ‘Entdeckungsgeschichte von Neu-Guinea’ (Nova Guinea 1 en 2), Van der Sande met een vuistdikke studie van de cultuur en lichamelijke kenmerken van de Papua's, en De Beaufort schrijft over de vogels die tijdens de reis worden verzameld en geprepareerd. Van der Sande is ook de fysisch antropoloog en volkenkundige van het team. Hij is de man die het fotografisch verslag van de expeditie heeft vervaardigd. Hij kwijt zich uitstekend van alle taken waarvoor hij is ingehuurd: behalve een complete doktersuitrusting en een veldapotheek heeft hij zelfs een operatietafel meegenomen. Behalve aan de expeditieleden verleent hij ook medische bijstand aan de Papua's waarmee men in contact komt. Van der Sande verzamelt overal etnografische voorwerpen, observeerde zo goed mogelijk de culturele gebruiken en meet de lichamen op van de kustbewoners.
7. Geen glazen armringen voor Van der Sande
Het medische werk brengt Van der Sande in nauw contact met de bevolking en dat is een goede ingang voor het verwerven van etnografica. Hoewel hij zeker oog heeft voor esthetische kwaliteit, verzamelt hij vooral inventariserend. Alles op het gebied van de materiële cultuur komt in principe in aanmerking; de beperking schuilt in het feit dat niet alle voorwerpen zomaar worden afgestaan. Ofschoon er een breed scala aan ruilmiddelen is meegenomen (tabak, kralen, messen, bijlen, katoen en zelfs mondharmonica's), lukt het Van der Sande bijvoorbeeld niet om in de Humboldtbaai hooggewaardeerde glazen armringen te verwerven. Zelfs zijn enorme bod van 'een dertigtal bijlen' wordt van de hand gewezen. Zijn bevindingen legt hij later neer in een rijkelijk met foto's en kleurenlitho's geïllustreerde foliant van bijna 400 pagina's. Voor de beschrijving wordt de hele collectie (ruim 900 objecten) eerst naar Europa vervoerd; ruim een derde van de voorwerpen keert later terug naar Nederlands-Indië. De etnografische verzamelingen worden blijvend ondergebracht in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden en het Museum van het Bataviaasch Genootschap in Batavia, nu het Museum Nasional Indonesia in Jakarta. In 1907 wordt in het toenmalige 's Rijks Ethnographisch Museum in Leiden een speciale tentoonstelling georganiseerd van de etnografische verzameling die tijdens de Noord Nieuw-Guinea expeditie is verworven. Van der Sande overlijdt begin 1910 onverwacht op 47-jarige leeftijd. De bioloog De Beaufort wordt in de jaren 20 van de vorige eeuw directeur van het Zoölogisch Museum van Artis in Amsterdam en later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
8. Lorentz na drie expedities diplomaat
Hendrik Lorentz raakt door zijn familie en een uitgebreid persoonlijk netwerk gefascineerd door het ‘terra incognita’ van Nieuw-Guinea. Hij publiceert voor een breed lezerspubliek een vlot geschreven verslag van de expeditie in 1903. Na zijn drie reizen naar Nieuw-Guinea gaat hij in diplomatieke dienst. Na een tijdlang gestationeerd te zijn geweest in Kopenhagen wordt hij in 1916 benoemd tot vice-consul in Kaapstad, Zuid-Afrika. In 1921 wordt hij bevorderd tot consul-generaal in Pretoria. Lorentz houdt zich bezig met de Nederlandse handel met Zuid-Afrika en verleent bijstand aan Nederlandse immigranten die in die jaren zich massaal in Zuid-Afrika vestigden. De jaren na zijn pensioen in 1937 leeft hij met zijn vrouw en kinderen op zijn boerderij in Klerksdorp, waar hij ook overlijdt. Een van de vele rivieren die in het bergland van Nieuw-Guinea ontspringt en uitstroomt in de zuidelijke Arafura Zee, heet in het Nederlandse koloniale tijdperk eerst voor een korte tijd de Noordrivier en daarna de Lorentzrivier. Na de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië worden vrijwel alle topografische namen die aan het Nederlandse verleden refereren vervangen. Sindsdien heet de Lorentz in Indonesië de Unir (of Undir). Hij mondt uit in de Flamingobaai (Teluk Flamingo). Het Lorentz Nationaal Park draagt nog wél de naam van Hendrik Lorentz in het Indonesisch: Taman Nasional Lorentz. Het staat sinds 1999 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
9. Links:
- Artikel van R.W.L. Vissers over Arthur Wichmann, grondlegger van de Aardwetenschappen in Utrecht, 2004
- Artikel van P. Marks over Honderd jaar geologisch onderwijs aan de rijksuniversiteit Utrecht, 1979
- Zie bij nieuws ook artikel Fototentoonstelling over Papua's in Kopi Susu.
10 Bronnen
- A. Wichmann, Bericht über eine im Jahre 1903 ausgeführte Reise nach Neu-Guinea. (Nova Guinea 4) Leiden, 1917
- L.F. de Beaufort, Birds from Dutch New Guinea (Nova Guinea 5, boek 3). Leiden 1909.
- H.A. Lorentz, Eenige maanden onder de Papoea's. Leiden: E.J. Brill, 1905.
- G.A.J. van der Sande, Ethnography and Anthropology (Nova Guinea 3). Leiden, 1906.
- G.A J. van der Sande, De Papua's van Nederlandsch Nieuw-Guinea, in: Indische Mercuur, 1905.
- H.D.E. Schmeltz, Gids voor de tentoonstelling van de ethnographische verzameling der Noord-Nieuw-Guinea-Expeditie 1903. Leiden: S.C. van Doesburgh, 1907.