Inhoud
1. De Orde van de Minderbroeders Franciscanen
2. Het missiewerk in Nieuw-Guinea
3. Indonesische missionarissen en lokale priesters
4. Opkomen voor de mensenrechten
5. Werken aan de bestrijding van hiv-aids
6. Links
7. Bronnen
1. De Orde van de Minderbroeders Franciscanen
De Franciscanen zijn volgelingen van Franciscus van Assisi (1182-1226). Franciscus had als ideaal om als broeders van de armen, de ‘minderen’, bezitloos te leven en koos daarom de naam ‘Orde der Minderbroeders’. In 1228 vestigden de volgelingen zich voor het eerst in Nederland. De Reformatie zorgde ervoor dat de Franciscanen uit Holland en Zeeland werden verdreven en zich concentreerden in het zuiden van het huidige Nederland.
In 1853 kwam er een zelfstandige Nederlandse provincie van de Minderbroeders Franciscanen. De Franciscaanse bedelorde ging groeien. De Franciscanen werkten onder andere in de (katholieke) parochies en gaven les op door de orde opgerichte middelbare scholen. Op pastoraal gebied richtten ze zich op de regio’s met relatief weinig katholieken. Nederlandse Franciscanen gingen als missionaris aan de slag in zowel Nederland (in de noordelijke provincies) als ook in landen als China, Brazilië, Brits-Indië (tegenwoordig India en Pakistan), Japan, Indonesië en Nieuw-Guinea. In navolging van hun stichter, kiezen ze de zijde van kwetsbaren en de kansarmen in de samenleving. De Franciscanen, komen op voor gerechtigheid en vrede en eerbiedigen de schepping. Vanaf ongeveer de jaren zestig loopt het aantal intredingen sterk terug. In 2009 telde de orde in Nederland nog zo’n tweehonderd broeders. Er werkte nog steeds een veertigtal missionarissen in het buitenland.
De Orde van de Minderbroeders Franciscanen speelde een belangrijke rol in gebiedsontsluiting in Nieuw-Guinea. “Van de Mimika uit, het gebied werd in 1953 overgedragen aan de Orde van de Franciscanen, werden het Asmatvolk en later de stammen aan de Kasuarinenkust en het daarachter liggende binnenland bereikt. Het openleggen van deze gebieden was jarenlang een moeilijke opgave,” schrijft Jan Boelaars in zijn boek Met de Papoea’s samen op weg.
Ook deden de missionarissen veel op andere gebieden dan religie, zoals gezondheidszorg, cultuur en onderwijs. En ze hadden respect voor de lokale tradities en rituelen. Emeritus-bisschop Herman Münninghoff, voormalig bisschop in Jayapura, zegt over het missiewerk: “Wat een missionaris doet, daarvan is misschien tien of vijftien procent - ik weet het niet, dat heb ik niet uitgerekend - van godsdienst en de kerk. Maar de rest is allemaal op medisch gebied, gezondheidsgebied, cultureel gebied, waar ze helemaal niet in thuis zijn. Ik vind het een van de belangrijkste dingen. De ontwikkeling van deze mensen moet de allerhoogste plaats krijgen in het missiewerk.”
Journalist en schrijver Dirk Vlasblom, auteur van het boek Papoea, een geschiedenis, geeft aan: “De kracht van de katholieke missie over de afgelopen honderd jaar is de aandacht, en de gevoeligheid en het respect voor de lokale cultuur. Daarin onderscheidt zich de katholieke missie in zekere zin van de Amerikaanse evangelische zendingsgenootschappen die traditionele rituelen gebruiken, voorwerpen en feesten eigenlijk allemaal als duivels werk zagen en die een enorme krachtsinspanning hebben verricht om die tradities uit te schakelen.”
3. Indonesische missionarissen en lokale priesters
Sinds begin jaren zeventig worden de ouder wordende en in Nederland geboren missionarissen langzaam aan vervangen door Indonesische broeders. Journalist en schrijver Dirk Vlasblom zegt hierover: “Zij hebben ongetwijfeld dezelfde motivatie om dit werk te doen, alleen is de belangstelling voor de lokale cultuur niet zo groot als die van hun Nederlandse voorgangers. Deze Indonesianisering van de katholieke kerk in Papua is in zekere zin een bedreiging voor die Papua-cultuur.”
De Papua-priester Thomas Makai werd in 1980 tot priester gewijd. Hij geeft aan: “Wij zijn christen geworden niet door onze ouders, maar door de missionarissen. We zijn de eerste generatie christenen. Mijn leven moest ik geven voor het welzijn van de Papua’s. Dat is de betekenis van de wijding. Mijn priesterwijding heeft mij nooit gespijt.”
In 1969 startte de Freeportmijn vanuit de Mimika in het Carstenszgebergte nadat Nieuw-Guinea een provincie van Indonesië was geworden. Het is een van de rijkste goud- en kopermijnen ter wereld en heeft grote impact gehad op de in de nabijheid gelegen volken en hun leefomgeving.
Sinds 1997 geeft Freeport één procent van haar winst aan de Papuastammen die leven in het gebied van Freeport. Bisschop Saklil van het bisdom Timika zegt hierover: “Die één procentsregeling is alsof je een varkensbot toewerpt aan de honden, die daar dan om gaan vechten.”
De Franciscaanse broeder Theo van den Broek richtte in 1995 het Secretariaat voor Gerechtigheid en Vrede op. Deze organisatie brengt wereldwijd de slechte situatie van de Papua’s onder de aandacht. Ook geeft zij trainingen over de universele rechten van de mens in afgelegen streken van Papua. Journalist Dirk Vlasblom bezocht in 2000 zo’n bijeenkomst bij de Ngalum in het Sterrengebergte. “De Franciscaan (Van den Broek, red.) belicht de overeenkomsten en verschillen tussen de rechten van de mens en de adat (gewoonterecht) van de Ngalum,” schreef hij over zijn bezoek in NRC Handelsblad.
“Dat laatste regelde een harmonisch samenleven voordat jullie wereld rond 1960 openging. De adat blijft belangrijk maar geeft niet langer antwoord op alle vragen, omdat in de omgang met anderen in de veel groter geworden wereld nieuwe regels gelden”. Van den Broek geeft voorbeelden van mensenrechten ('de nieuwe adat'): “Recht op onderwijs voor jullie kinderen, het recht om niet te worden lastig gevallen door leger en politie, maar ook gelijke rechten voor man en vrouw.”
5. Werken aan de bestrijding van hiv-aids
Aids is een snel groeiend probleem in Papua. Het aantal aidspatiënten groeit momenteel zo hard, dat het gebied het hoogste percentage hiv-geïnfecteerden heeft van Indonesië. In Timika zet de Franciscaan Bert Hagendoorn zich in voor mensen met HIV-AIDS. In 2002 richtte hij de stichting Yayasan Peduli Aids Timika op (Stichting Timika bekommerd om Aids). Deze stichting zet zich in voor mensen die zelf hiv-aids hebben of er in hun familie mee te maken hebben. Hagendoorn begeleidt hiv-geïnfecteerden en hun families, geeft voorlichting en deelt condooms uit.
“De Mimikanen die hier aan de kust zitten hebben initiatierites wanneer de jongens worden opgenomen in de groep van volwassen mannen. Een van de onderdelen is seksuele voorlichting niet alleen in theorie, maar ook in praktijk. Dan krijg je dat op een avond tien tot misschien twintig jongens seksuele praktijk hebben met dezelfde vrouw. Dat wil dus zeggen dat als een van hen het virus heeft, die hele jonge groep naar huis gaat met het virus,” aldus Hagendoorn. Hij vermeldt dat er vanuit het bisdom geen tekenen waren van interesse in het project. “En dat is wel triest, want van alle parochianen die er nu zijn, weten wij dat over vijf jaar tweederde niet meer leeft.”
Links:
- In de bijdrage Hoe ging het verder met de Franciscanen? beschrijf Theo Vergeer OFM hoe het na 1987 met de geloofsgemeenschap in Papua is vergaan
- Nico Boink geïnterviewd door Rachèl Nieuwstede over documentaire uit 2007
- Het aids-probleem in Papua (07-11-2008, Al Jazeerah TV)
- Ofwel Papua's Aids crisis op YouTube (6 Nov 2008): deel 1 en deel 2
- zie ook Portret van pater Tom Tetteroo
Bronnen:
- Nico Boink, Franciscus van Papoea, film op dvd, 2007
- Website Minderbroeders Franciscanen
- Boelaars, Jan H. M. C., Met de Papoea’s samen op weg. (De pioniers - Het begin van een missie), J.H. Kok Kampen, 1995
- Peter Jan Margry, The archival heritage of Dutch Franciscans in Irian Jaya, Oceania News letter 15, maart 1995
- "Pure moord op lange termijn," Pater Bert Hagendoorns strijd tegen AIDS in Timika, West Papua Courier, 7 August 2003
- Dirk Vlasblom, Reformasi verbreekt bange stilte van de Ngalum, NRC Handelsblad 21 september 2000