Op Valentijnsdag 2008 (donderdag 14 februari 2008) heeft het geschiedenisprogramma ‘Andere tijden’ het ontroerende verhaal uitgezonden van de verboden liefde tussen een Nederlandse pater en een jonge Papua-vrouw in Nederlands Nieuw-Guinea, die uitgroeit tot een enorm schandaal. Het stel vlucht het oerwoud in om de woede van de bisschop te ontlopen. Als de jongelui trouwen, wordt het echtpaar door de rooms-katholieke kerk geëxcommuniceerd, of te wel in de ban gedaan. De jonge vrouw van toen is nu een 70-jarige vrouw. In de film van Annegriet Wietsma vertelt ze, enigszins verlegen maar tegelijkertijd vol humor, op de bank in haar woning in Utrecht over haar bijzondere jeugdjaren. Pater Koos van der Velden is tot zijn dood in Nederland werkzaam als dominee en zijn vrouw Catharina zorgt voor het gezin met zes kinderen.
Inhoud:
1. Bij de koppensnellers van de Marind-anim
2. De tijden veranderen
3. Catharina leert Pater kennen
4. Overgeplaatst naar de Asmat
5. Bisschop gaat bij Catharina op bezoek
6. Catharina en Koos vluchten het oerwoud in
7. Stel krijgt excommunicatie van Vaticaan
8. Contact met gereformeerde zendeling
9. Bekering tot gereformeerd geloof
10. Links
11. Bronnen
1. Bij de koppensnellers van de Marind-anim
Catharina Gebse ziet in 1938 het eerste levenslicht en groeit op in het oerwoud bij de Papua-stam de Marind-anim aan de zuidkust van Nieuw-Guinea. Deze Papua-stam is tot een halve eeuw geleden een van de meest krijgshaftige en geduchte stammen van de hele regio. Voor hun koppensneltochten deinzen zij er niet voor terug om in uitgeholde boomstammen honderden kilometers over zee te varen, tot aan de Australische kusten toe. Nederland voert vanaf het begin van de 20ste eeuw officieel het bewind over de westelijke helft van Nieuw-Guinea, een gebied twaalf maal zo groot als Nederland zelf. Als de Australiërs zich beginnen te beklagen bij de Nederlandse autoriteiten over de koppensneltochten van de ‘Nederlandse onderdanen bij de Marind-anim’ moet er actie worden ondernomen om niet internationaal te kijk te staan. Het pacificeren en kerstenen van de Marind-anim wordt daarmee een van de eerste koloniale daden van het Nederlands bestuur in Nieuw-Guinea.
Als Catharina wordt geboren, zijn haar ouders al gekerstend. Haar vader, een krokodillenjager, verkoopt krokodillenhuiden aan de blanken en komt door deze handel regelmatig in aanraking met de blanke nieuwkomers. De kleine Catharina is nieuwsgierig naar de grote wereld om haar heen. Op vierjarige leeftijd is ze al zo onder de indruk van de kennis en goederen die de Nederlandse kolonialen met zich meebrengen dat ze naar school wil. Verschillende van haar oudere nichtjes en dorpsgenoten bezoeken de lagere school, ver weg in de kustplaats Merauke. Aan de hand van haar oudere nichtje onderneemt de avontuurlijke kleuter de lange tocht naar het Nederlandse internaat, zo’n vier dagen lopen vanuit haar geboortedorp. Voor Catharina is dat niet vreemd want Papua-kinderen leren veel sneller op eigen benen te staan en zelfstandig te handelen. Dat is een natuurwet.
2. De tijden veranderen
De actieve inmenging van de Nederlandse kolonisator, met hun overdaad aan goederen maar ook hun geboden en verboden, brengt een enorme verandering in het zuidoosten van Nieuw-Guinea. De eerste zendelingen en missionarissen delen ijzeren bijlen en tabak uit en prediken tegelijkertijd over naastenliefde en monogamie. Nederlandse bestuursambtenaren volgen hen enige decennia later, voorzien van geweren en een Wetboek dat het koppensnellen, de traditionele seksuele orgieën en vele inheemse tradities en rituelen verbiedt.
De kleine Catharina is gefascineerd door de welvaart van de witte mensen en wil dolgraag leren hoe zij dat voor haar eigen volk kan verwerven. En zij is nieuwsgierig en wil verder denken dan de lokale bevolking. Voor de Marind-anim geldt daar waar de lucht en de zee elkaar raken, daar is het einde van de wereld. Maar Catharina voelt dat er meer bestaat tussen hemel en aarde dan wat zij met haar eigen ogen kan zien. En dat wil zij leren kennen. Het scholingsinternaat dat Catharina in de kustplaats Merauke bezoekt, wordt gerund door de Zusters van Onze Lieve Vrouwe van het Heilig Hart, een missiegenootschap uit Tilburg. Vanaf het moment van aanmelding moet Catharina haar rieten rokje uitdoen, wordt in de kleren gehesen en mag alleen nog maar Nederlands praten. Catharina zal er 16 jaar doorbrengen.
3. Catharina leert pater kennen
In 1954 komt de jonge pater Jacobus van der Velden in Merauke aan, kersvers met de boot uit Nederland. Een bevlogen Nederlandse jongeling, die zich heeft voorgenomen de Papua-volkeren in het binnenland te kerstenen. De meisjes van het internaat zingen een welkomstliedje voor de pater als hij uit de boot stapt en voet aan wal zet. Na twee weken uitrusten van de lange reis vanuit Nederland, krijgt Jacobus, met de roepnaam Koos, zijn eerste opdracht. Hij wordt naar de binnenlanden gestuurd, waar hem een parochie wordt toegewezen bij stammen die nog niet zo veelvuldig in aanraking zijn gekomen met het Nederlandse bestuur. Koos gaat al snel houden van de mensen en het gebied waar hij wordt gestationeerd. En telkens als hij na maanden van zware tochten even komt uitblazen bij de missiepost in Merauke, brengt hij ook Catharina een bezoekje. Dat laatste wordt niet erg op prijs gesteld door de paters en zusters van de missie. Pater Koos houdt van Catharina’s opgewekte karakter, haar lieve lach en haar vriendschappelijke plagerijtjes. En de sympathie is wederzijds. Tegenwoordig zou je zeggen dat het liefde op het eerste gezicht is. Maar in de jaren ’50 is het ondenkbaar voor een Nederlanse pater en een jonge Papua-vrouw. De twee jonge mensen zijn dubbel in overtreding. Niet alleen is de jonge priester gehouden aan het celibaat, maar tevens wordt het van overheidswege ten sterkste ontraden dat een Nederlander en een Papua een intieme relatie onderhouden.
4. Overgeplaatst naar de Asmat
Als Catharina klaar is met haar opleiding, krijgt zij een betrekking als onderwijzeres in het binnenland van Kepi toegewezen, op de lagere school die onder de hoede valt van de orde van de Zusters van het Heilig Hart. Koos is eveneens in de regio Kepi gestationeerd. De twee jongelui raken nu echt bevriend. Maar hun vriendschap leidt tot vele scheve ogen en achterdocht in de kleine katholieke gemeenschap van zuidelijk Nieuw-Guinea. Er ontstaan geruchten dat de vriendschap tussen de twee ‘voorbij het betamelijke gaat’ en er dingen gebeuren ‘die niet door de beugel kunnen’. De zusters willen Catharina beschermen tegen zichzelf en besluiten dat er ingegrepen moet worden. Catharina wordt overgeplaatst naar het Asmat-gebied aan de zuidkust van Nieuw-Guinea, waar zij hoofdonderwijzeres wordt op de dorpsschool in Agats. Door deze overplaatsing is zij door honderden kilometers ondoordringbaar oerwoud en moeras gescheiden van Koos. Die scheiding moet de omgang tussen de twee onmogelijk maken.
5. Bisschop gaat bij Catharina op bezoek
De bisschop van Zuid-Nieuw-Guinea, Herman Tillemans, wil zich persoonlijk op de hoogte stellen van het waarheidsgehalte van de hardnekkige geruchten. Hij bezoekt Catharina in Agats en vraag haar op de vrouw af of er onbetamelijke dingen zijn gebeurd. Maar Catharina is zich van geen kwaad bewust. Wat haar betreft zijn haar gevoelens van vriendschappelijke aard. Nooit zou zij er aan denken om met een witte man het bed te delen. Toch heeft bisschop Tillemans zo zijn twijfels. Hij wil in ieder geval elke mogelijke verdere geruchtenstroom definitief de kop indrukken. Hij stelt Catharina voor de keuze: ofwel zo snel mogelijk trouwen met een collega-onderwijzer, ofwel zij vertrekt naar een klooster. De boodschap van de bisschop komt ook Koos ter ore. En dat wordt hem uiteindelijk te machtig. Hij onderneemt een lange reis per prauw (een boot gemaakt van een uitgeholde boomstam) naar de Asmat om Catharina te vragen of zij even ongelukkig is als hijzelf. Hij wil weg uit het zuidelijke Nieuw-Guinea en opnieuw beginnen aan de noordkust, ettelijke duizenden kilometers van de missie vandaan.
6. Catharina en Koos vluchten het oerwoud in
Na een dag piekeren neemt Catharina een besluit: zij stapt bij Koos in het bootje en samen varen ze weg. Het paar vlucht het oerwoud in naar het gebied waar Koos pater is geweest. Zeven dagen en nachten varen ze. De eerste dagen worden ze nog achtervolgd door een woedende bisschop. Maar de bisschoppelijke prauw raakt het spoor bijster en de twee ontkomen. Maanden later worden Catharina en Koos aangetroffen door de Nederlandse bestuursambtenaar Jan Sneep, die de Franse filmploeg van de antropoloog Pierre Gaisseau begeleidt op hun ondernemende tocht dwars door de binnenlanden van Nieuw-Guinea. De ambtenaar neemt hen in 1959 op de patrouilleboot mee terug de bewoonde wereld in. Hij helpt Koos en Catharina naar Hollandia te reizen.
7. Stel krijgt excommunicatie van Vaticaan
De rel bereikt ook het Vaticaan. Koos en Catharina worden geëxcommuniceerd. Volgens de kerkelijke encyclopedie betekent ‘kerkelijke ban’ of excommunicatie ‘een straf, waardoor iemand buiten de gemeenschap der Kerk wordt gesloten’ met het doel om den weerstand van de schuldige te breken, en die tot beter inzicht te brengen. Het Nederlandse katholieke bevolkingsdeel van Nieuw-Guinea mag net als de gekerstende familieleden van Catharina niet meer met de zondaars praten, in een poging het paar sociaal volledig te isoleren. De meesten geven daar ook inderdaad gehoor aan. De familieleden van Catharina, zoals haar ouders, neven en nichten, ontmoeten haar af en toe in het geheim. Via de nuntius, een afgevaardigde van het Vaticaan, wordt een kerkelijke bul opgestuurd naar de jungle aan de andere kant van de aardbol. Een pater komt, zo herinnert Catharina zich, de bul afleveren aan hun huisdeur. Maar Koos weigert het papier aan te nemen. Hij heeft zelf zijn conclusies al getrokken.
8. Contact met gereformeerde zendeling
Koos is inmiddels in aanraking gekomen met zendeling Meeuwis Drost, die nog niet zo lang in Nieuw-Guinea actief is en de boodschap van een heel ander kerkgenootschap aan de Papua’s wil overbrengen: dat van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Dit genootschap is relatief nieuw in de kolonie en nog niet besmet geraakt met de animositeit die er traditiegetrouw heerst tussen de katholieke missie en de protestantse zending. Koos is gevoelig voor de in zijn oren verfrissende woorden van de gereformeerde zendeling Drost. Het paar keert de rooms-katholieke kerk definitief de rug toe en trouwt op 5 april 1960.
Catharina leeft in de wetenschap dat de enige manier voor afvalligen om terug te keren in de schoot van hun kerk is om zich buiten de toegangsdeur tot de kerk door de binnentredende gelovigen te laten beschimpen en bespugen. Het is een ritueel dat echter niet meer gebruikelijk is. Maar Catharina is opgegroeid in de oude katholieke leer en leeft in de wetenschap dat dit de enige manier is om de ban ongedaan te maken.
9. Bekering tot gereformeerd geloof
Catharina’s man Koos bekeert zich tot de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, die in Nieuw-Guinea proberen een nieuwe zendingspost op te zetten. Catharina volgt Koos in zijn geloof. Koos wordt voor enige tijd zendeling in Nieuw-Guinea. Catharina en haar man verlaten Nieuw-Guinea in 1974, als de Nederlandse kolonie al lang is overgedaan aan Indonesië en Irian Jaya heet, en gaan naar Nederland. Samen krijgen zij zes kinderen en wonen de laatste jaren van hun gezamenlijke leven in Utrecht. In 1997 overlijdt Koos, die in Nederland tot zijn dood als dominee werkzaam is. Tot haar verhuizing uit Utrecht is Catharina aangesloten bij de gereformeerde vrijgemaakte Opstandingskerk in Utrecht Noord-West. Zij kerkt daar graag, elke zondag twee maal. Maar af en toe steekt het gemis aan haar katholieke verleden de kop op. Als Catharina langs de katholieke Majellakerk bij haar in de buurt loopt, kan een pijnlijk gevoel haar overvallen. Dan heeft zij heimwee naar de pracht en praal van de katholieken, de mooie taal, de liturgie. Twee jaar geleden heeft Catharina samen met het gezin van een van haar dochters haar geboortegrond, Merauke en het internaat bezocht. Als haar dochter een kijkje wil nemen in het kerkje waar haar ouders zo veel voetsporen hebben gelegd, weigert Catharina een voet over de drempel te zetten.
Bij Catharina thuis staan familieportretten in alle soorten en maten naast elkaar: zwartwit-foto’s van blote kindertjes en Catharina’s dorpelingen met rieten rokjes en peniskokers, kleurenfoto’s van het domineesgezin in Nederland. De enorme schelpen waarmee in vroegere jaren de snelpartijen werden aangekondigd door er op te blazen, liggen uitgestald in de vensterbank, terwijl de Friese staartklok zachtjes tikt.
10. Links:
- Video ‘Zending 50 jaar later’. Zoon Kees en kleinzoon Niels van de eerste zendeling namens de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, Meeuwis Drost, brengen bezoek aan Papua.
- Video ‘Missionary go home’. Het Nederlands zendingspaar Van de Beek gaat naar het oerwoud van Papua om te evangeliseren, maar inheemse stammenleiders hebben het liefst dat ze meteen verdwijnen.
- Webpagina over 100 jaar rooms-katholieke kerk in Merauke, Papua.
zie ook: themapagina Zeventig jaar Franciscanen in Papua
11. Bronnen:
- Video 2008 De Dans van de Paradijsvogel, scenario & regie: Annegriet Wietsma
- J.A. van der Velden, Vreemd vliegt de paradijsvogel. Uitgeverij van Wijnen, Franeker, 1997.
- Adrian Verbree, Papua, 50 jaar later. Uitg. De Verre Naasten, Zwolle 2008.
- Nieuw-Guinea Kronieken nr. 1, 8, 14 Report From Netherlands New-Guinea. 1954, 1957, 1958.
-Privé-archiefmateriaal Bert Jannink en Jan Sneep
- Geïnterviewden voor video 2008: Catharina van der Velden-Gebse, Zuster Melania, Pater Huiskamp en Jan Sneep, bestuursambtenaar
- Advies en commentaar n.a.v. tekst Annegriet Wietsma: Nancy Jouwe