In het Sentanimeer bij de Indonesische provinciehoofdstad Jayapura ligt nog steeds een deel van de geschiedenis van Nieuw-Guinea verborgen. Voormalig conservator Bas Kreuger van het Militair Luchtvaartmuseum (MLM) in Soesterberg was van 11 tot 30 maart 1999 één van de deelnemers van een duikexpeditie in Papua, Indonesië, voor onderzoek naar mogelijk te bergen vliegtuigwrakken die voor het museum interessant zouden zijn. Er werd in het Sentanimeer een wrak gevonden van een redelijk gave Curtiss P-40N Kittyhawk die in 1944 bij een 'ditching' (noodlanding) op het meer was verongelukt. Dat type gevechtsvliegtuig deed in Nederlands Nieuw-Guinea in de jaren veertig van de vorige eeuw dienst bij het 120 Squadron ML-KNIL. Het toestel ontbreekt (nog) in de collectie van het museum. PACE kwam in de zoektocht naar informatie uit bij de toenmalige expeditieleider, kolonel b.d. René d’Hollosy, die nog foto's en krantenknipsels in zijn bezit had en zijn fotoalbum ter inzage gaf.
Inhoud:
1. Expeditie in 1999 van start
2. Voorbereiding op de expeditie
3. Vliegveld Mopah in Merauke
4. De taak van het 120ste
5. Toestel goed geconserveerd
6. In het zicht van de landingsbaan
7. Links
8. Bronnen
1. Expeditie in 1999 van start
Bas Kreuger was in 1996 in Nederland begonnen met archiefonderzoek en het interviewen van veteranen die (hoofdzakelijk) bij het 120 Squadron ML-KNIL ( (Marine Luchtvaartdienst – Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) hadden gevlogen met de onderscheppingsjager Curtiss P-40N Kittyhawk. Max Ammer, die met een Indonesische vrouw is getrouwd en een duikcentrum in de Raja Ampat bezit, werkte vanuit Sorong aan het project. Hij wist dat er vliegtuigwrakken in het Sentanimeer lagen. Kreuger voedde hem met archiefgegevens en Ammers zocht een drietal keer naar neergestorte toestellen in de omgeving van Merauke, bij de geallieerde basis op het eiland Biak en rond de plaatsen Manokwari en Sorong, de twee hoofdsteunpunten van de Japanners. Na bijna vier jaar voorbereiding vond de expeditie, georganiseerd door de Stichting Vrienden van het Militair Luchtvaart Museum, in 1999 plaats. Het 120 Squadron blijkt een groot aantal P-40 Kittyhawk toestellen verloren te hebben in de periode mid-1943 tot augustus 1945. De expeditie heeft één (Amerikaans exemplaar) daadwerkelijk weten op te sporen. Van de teruggevonden Nederlandse Kittyhawks was niet veel meer over dan onherkenbare roestige stukken metaal. Ammer heeft zelf wrakstukken in de buurt van Merauke gezien.
2. Voorbereiding op de expeditie
De meeste expeditieleden hebben zich in Nederland voorbereid op de expeditie naar het Sentanimeer, een binnenmeer bij de hoofdstad van het toenmalige Irian Jaya. Conservator Bas Kreuger en restaurateur Weerdenaar Lit, beiden van het luchtvaartmuseum, Aviodome-directeur Arno van der Holst en expeditieleider René d’Hollosy volgden op de valreep nog een cursus sportduiken. In een zandwinningsgat bij Meppel werd de cursus buitenwaterduiken in bittere koude afgewerkt. De cursisten kregen ook een instructiemiddag jungle survival van sergeant-majoor C. Aarts, instructeur bij het Vliegveiligheids-, Oefen- en Testcentrum (VOTC) van de luchtmacht. Zo kregen de mannen te horen dat bij een reis naar het tropische regenwoud het gevaar van een beschimmelde liesstreek op de loer ligt. Het advies was dan ook om kwistig te strooien met anti-schimmelpoeder. Naast Van der Holst reisden Fred Pelder (zoon van een KLM-vliegtuigmonteur) en Marc Westenberg namens het Aviodome mee. Het expeditieteam bestond verder uit twee man van de duikschool van Ammer in Sorong, de ingehuurde duikexpert Martijn Juijn en twee mediavertegenwoordigers; de tv-filmer Jan-Willem Roest en Charlwes Hasselman namens de regionale kranten. Alle deenemers hadden een duikbrevet.
3. Vliegveld Mopah in Merauke
Bij de oprichting van het 120 Squadron in 1943 was het bemand met personeel van het ML-KNIL en Australische piloten van de RAAF (Royal Australian Air Force). De Nederlandse vliegers, veelal geboren in Nederlands-Indië, waren bij het uitbreken van de oorlog met de Nederlandsch-Indische vliegschool naar Australië uitgeweken. Het squadron werd in maart 1944 gestationeerd op het vliegveld Mopah in Merauke. Een vlieger beschrijft zijn gevoel: 'Toen ik de eerste keer in Merauke kwam, schrok ik toch wel. “Wat moeten we hier?”, dacht ik. We zaten in tentjes, midden in de moerassen, onder de klapperbomen. Het was een beetje een zielige troep daar.' Het verblijf was een verhaal van verveling, van hele lange periodes van inactiviteit en de wens voor meer actie. Kreuger: 'Toen de vliegers in de zomer 1945 vanuit Biak eenmaal in de Vogelkop in actie mochten komen bleek dat totaal nutteloos te zijn omdat de Amerikanen allang weer verder getrokken waren, de Japanners geen kant op konden zonder brandstof, munitie en voedsel en uiteindelijk de atoombommen een einde aan de oorlog zouden maken.' Desondanks leed het squadron verliezen. Zo verongelukte in september 1944 een transportvliegtuig met afgeloste vliegers tijdens een vlucht naar Townsville in Australië toen het toestel vlakbij Cairns tegen een berg vloog. In één klap raakte het squadron zeven van haar piloten kwijt. 'Tijdens de inzet in Merauke en later op Biak is een tiental vliegers van 120 Squadron voor niets gesneuveld,' meent Kreuger stellig.
4. De taak van het 120ste
Het 120 Squadron werd op 10 december 1943 opgericht, kort nadat de eerste lichting jachtvliegers vanuit Jackson, Mississippi, in Australië arriveerde. Ze waren in de VS opgeleid bij de Royal Netherlands Military Flying School. De thuisbasis van het squadron was eerst Batchelor in Noord-Australië, daarna een hele tijd in Merauke in het zuiden van Nederlands Nieuw-Guinea en tenslotte opereerde het squadron tot het einde van de oorlog vanuit Biak. De Netherlands East-Indies Army Air Force gebruikte de Kittyhawk van 1943 tot 1949. Het 120 Squadron kreeg in Merauke als taak de beveiliging van het luchtruim in zuidelijk Nederlands Nieuw-Guinea en de verdediging van de Torres Strait, gelegen tussen zuidelijk Nieuw-Guinea en het noorden van Australië. Daarnaast werd het squadron ingezet bij verkenningen en moest zij de Japanse posten aan de kust bestoken. Merauke, omringd door ondoordringbaar oerwoud en vooral moeras, was de enige plaats in Nederlands Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog niet bezet werd door de Japanners. In de oorlog was Jayapura, het toenmalige Hollandia, eerst een Japans bolwerk, daarna de grootste Amerikaanse uitvalsbasis voor de strijd in de Pacific, die onder leiding stond van de Amerikaanse vijfsterrengeneraal MacArthur. Het Sentanimeer ligt vlakbij Jayapura. Vanaf de drie vliegvelden bij het Sentanimeer vlogen Japanse en later geallieerde bommenwerpers, jachtvliegtuigen en nachtjagers af en aan. In het luchtruim bij Sentani is menig luchtgevecht tussen jachtvliegtuigen gehouden. Toen de Amerikanen in april 1944 Hollandia innamen, vernietigden ze 340 Japanse toestellen op de grond. Zo’n 50 toestellen werden tijdens dog-fights (luchtgevechten) neergehaald. Op Biak werd het squadron ingezet bij zogenaamde mopping-up operaties, om de door de troepen van generaal MacArthur overgeslagen Japanse posten op te ruimen.
5. Toestel goed geconserveerd
In de twee weken dat de expeditie in Papua actief was, werden op de bodem van het Sentanimeer in totaal zo'n 15 toestellen gelokaliseerd. Er werd op snorkeldiepte onder meer een zeldzame Amerikaanse Douglas A20 Havoc bommenwerper gevonden, evenals enkele Japanse toestellen (Airchi D3A Val, Kawasaki Ki-61 Tony en een zeldzame Nakajima Ki-43 Oscar), echter deze waren in slechte staat. De zes man sterke duikexpeditie uit Nederland en Max Ammer met zijn inlandse duikinstructeur uit Sorong wilden in kaart brengen of de gevonden (Amerikaanse) P-40 Kittyhawk nog uit de dikke laag modder kon worden getrokken en naar Nederland overgebracht. Het toestel was goed geconserveerd door de combinatie van zoet water, plantengroei en bezinksel, die zorgden voor een vrijwel zuurstofdichte afdekking. Weliswaar was de achterzijde van de romp zwaar beschadigd en lag de zwaar gehavende staart enkele tientallen meters verderop. Andere duikers hadden het interieur van het vliegtuig al voor een belangrijk deel gesloopt. Er bestond ook nog onduidelijkheid over de status van de onderzijde van vleugels en romp. Verder zag de kist er mooi en gaaf uit en zou goed opgeknapt kunnen worden voor het MLM. De expeditieleden toonden zich dan ook verrukt over de geconstateerde staat van het toestel, dat al 55 jaar onder water lag en overwoekerd was door waterplanten.
6. In het zicht van de landingsbaan
Het was voor het museum geen enkel probleem dat de gevonden P-40 Kittyhawk een Amerikaans toestel was. Het op vijf meter diepte ontdekte toestel zou in het museum in Soesterberg als een waardige representant van het 120 Squadron kunnen dienen. Het ging immers om een goed geconserveerd exemplaar. Het toestel was niet echt heroïsch aan zijn eind gekomen. De Amerikaanse vlieger J.B. Hall zette zijn Kittyhawk door brandstofgebrek in het zicht van de landingsbaan op het Sentanimeer. Daarbij brak de staart af. De in november 2001 vermoorde Papua-leider Theys Eluay heeft het vliegtuigje als zesjarig jongetje zien verongelukken. Hij vertelde op 25 maart 1999 op de pendoppo (overdekt terras) van zijn woning in Sentani: ‘De vlieger kon ongehinderd uit het toestel klimmen en werd aan de kant geholpen.’ De Amerikaanse piloot overleefde de oorlog. Expeditieleider René d’Hollosy zag de missie naar het Sentanimeer als een fact finding mission om de situatie in kaart te brengen voor een daadwerkelijke berging. Hij zamelde zoveel mogelijk informatie in over kranen, bergingsvaartuigen, personeel, opslagmogelijkheden, transport naar een haven en afreis naar Nederland. Echter van een berging is tot vandaag de dag niets gekomen vanwege de hoge kosten en bovendien vereist de instemming en medewerking van de lokale autoriteiten een wirwar aan benodigde papieren en toestemmingen.
7. Links:
– Nieuw-Guinea in de Tweede Wereldoorlog
– Informatie over de Curtiss P-40 Kittyhawk
– Militaire Luchtvaartafdeling van het KNIL
– Een vergeten squadron
- In 1944-45 verloor 120 Squadron 13 vliegers
8. Bronnen:
– Casius, Gerard en Thijs Postma, 1986. 40 jaar luchtvaart in Indië. De geschiedenis van de luchtvaart in Nederlands-Indië in de periode 1910-1950. Alkmaar: De Alk.
– Ford, Jack M., 1997. Allies in a bind: Australia and the Netherlands East Indies in the Second World War. Queensland: Loganholme.
– Hagens Jan, 1996. Rimboevliegers: De luchtvaart historie van Nederlands Nieuw-Guinea 1935-1962. Bergen: Uitgeverij Bonneville.
– Powell, Alan, 1996. War by stealth: Australians and the Allied Intelligence Bureau 1942-1945. Melbourne: Melbourne University.
- Ward. O.G., 1985. De militaire luchtvaart van het KNIL in de jaren 1942-1945. Weesp: Unieboek.
Advies en commentaar: Expeditieleider René d’Hollosy en voormalig conservator Bas Kreuger van het Militair Luchtvaartmuseum (MLM).