Veel rotsschilderingen in Nieuw-Guinea dateren uit de megalithische tijd. Ze vertonen overigens opmerkelijke gelijkenis met afbeeldingen die ontdekt zijn op Oost-Timor. De geologische bodemgesteldheid van de vindplaatsen in Oost-Timor en Papua zijn vergelijkbaar. De meeste schilderingen bevinden zich in wanden van kalksteen of in grotten langs de kust. Uit rotstekeningen en bronzen artefacten die in grotten zijn gevonden bij het eiland Misool, ten westen van de Vogelkop, kan worden opgemaakt dat er al voor de jaartelling al handel plaatsvond met andere delen van Azië. ‘De rotskunst en het onderzoek naar prehistorische sites zijn belangrijk of zelf onontbeerlijk om de oorsprong van de oude Papua-denkwereld en -cultuur beter te kunnen doorgronden’, verklaart het hoofd van het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura, Drs. M. Irfan Mahmud.
Inhoud:
1. Maturo-figuren bij Kaimena
2. Rijkste regio’s van Indonesië
3. Handel met specerijeneiland Ceram
4. Eerste rotsschilderingen gezien in 1678
5. Gebruikte verf en aangebrachte tekens
6. Vindplaats Misool al in 1887 bekend
7. Rotstekeningen geleidelijk bedreigd
8. Links
9. Bronnen
1. Maturo-figuren bij Kaimena
In Indonesische Papua zijn volgens het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura ongeveer 90 plaatsen met waardevolle rotstekeningen. Voor de lokale bevolking is een rots met een eeuwenoude beschildering een heilige plaats. De Papua’s schrijven de tekeningen toe aan een voorouderlijke geest of duivel, die ze gemaakt zou hebben vóór de komst van de mensen.
De bevolking in de prehistorie beschikte over vaardigheden op het gebied van landbouw, metaalbewerking, weefkunst en het maken van sieraden, maar gebruikte nog geen schrifttekens. De religieuze denkbeelden van de Papua's waren en zijn voor velen nog steeds animistisch: men dacht niet alleen mensen en dieren maar ook planten, voorwerpen en natuurverschijnselen bezield waren met magische krachten. Allerlei rituelen dienden voor het gunstig stemmen van de vele geesten en goden waarmee men de wereld bevolkt achtte, zoals de geesten van de voorouders.
Op veel vindplaatsen van zogeheten rotskunst zijn handsilhouetten afgebeeld. In de streek bij de plaats Kaimena (aan de Bitsyaru Baai en de Triton Baai aan de zuidkant van het Onin-schiereiland) zijn naast handsilhouetten, afbeeldingen gevonden van Maturo’s (half-mens, half-hagedis), tekeningen uit fauna en flora en geometrisch figuren. Ook worden er op vlakke rotsdelen, die zich soms meters boven de zeespiegel bevinden, afbeeldingen van gebruiksvoorwerpen als boten, boomerangs, speren, stenen bijlen, sago, peniskokers en maskers aangetroffen. Tekeningen op steile rotsen bij het voor de kust liggende eiland Narnatote in de regio Kaimena zijn in 1939 beschreven door de Nederlandse onderzoeker W.J. Cator. In het doolhof van lagunes aan de oostkant van Misool zijn op verschillende plaatsen kunstuitingen gevonden uit een periode dat de zee daar circa 30 meter lager stond. De schilderingen zijn aangebracht op de zijwanden van rotsen of in ondiepe, overhangende grotten. Het gaat om menselijke schilderkunst van vele tienduizenden jaren oud.
2. Rijkste regio’s van Indonesië
‘In de regio Kaimana zijn in 2009 nog tientallen zogeheten Matuto-tekeningen gevonden. Een Matuto wordt beschouwd als een voorouderlijke held’, zegt Drs. M. Irfan Mahmud, hoofd van het Archeologisch Onderzoek Centrum. “De Matuto-motieven op de rotswanden hebben een religieuze betekenis en zijn voorstellingen van mensen die destijds in de prehistorie in de regio leefden. Ook komen er afbeeldingen voor van een palmboom, die staat voor beschermende macht om kwade zaken tegen te houden”, voegde hij toe. De vindplaatsen van de Matuto-beschilderingen zijn rotsen in Omborecena, Memnemba, Memnemnambe en het bij Tumberawasi gelegen dorp Maimai. Ook werden gekraste Matuto-tekeningen aangetroffen in het dorp Namatota en op vier plaatsen in Werfora. In deze regio zijn ook andere prehistorische tekeningen van hagedissen, vissen, schildpadden, krokodillen, koeskoezen (soort buideldier), slangen, vogels en de zeepaardjes gekrast op de vlakke rotsgedeelten. In het huidige Indonesische deel van Nieuw-Guinea zijn naast de Kaimena-regio ook rotstekeningen te vinden in onder meer de Berau Golf (de bek van de Vogelkop), in het bergmassief ten zuiden van de Baliem-vallei (op 3850 meter hoogte) en in het Jafi-gebied bij Hollandia aan de Humboldt-baai (nu Yos Sudarso geheten). De vindplaatsen in Indonesisch Papua behoren tot de rijkste regio’s met rotstekeningen in Indonesië.
3. Handel met specerijeneiland Ceram
De prehistorie is volgens de wetenschap de periode van ruim 2 miljoen jaar geleden tot zo'n 3000 voor Christus tot de eerste schriftelijke bronnen. Dan begint de ‘historie', als geschiedschrijving mogelijk is. In Nederland eindigt de prehistorie bij de komst van de Romeinen, op Nieuw-Guinea bij de komst van Indonesische handelaren. De eerste ‘immigranten’ in de Vogelkop arriveerden ongeveer 4000 jaar geleden vanaf het eiland Ceram. Een interessante ontwikkeling hier zijn de Radjas. Dit zijn de plaatselijke contactpersonen in het uiterste westen van Nieuw-Guinea, verantwoordelijk voor het handhaven van rec0htvaardigheid en sociale harmonie. Zij vormen een blijvende herinnering aan de eeuwenlange handel die plaatsvond vanuit het Indonesische specerijeneiland Ceram, destijds Nusa Ina (moedereiland) genoemd. Volgens de overlevering ligt de geboorteplek van de mens, Nunu Saku, op Ceram. De handelslieden vestigden ‘sosolots’ (kleine versterkte handelsplaatsen) vanwaar uit een monopolie werd geplaatst op de lokale handel. Niemand anders mocht er handel drijven. Verschillende van deze handelsposten waren nog steeds in gebruik aan het begin van de twintigste eeuw. De sosolots maakten deel uit van een zeer omvangrijk handelsnetwerk, dat zich uitstrekte over heel Zuidoost-Azië en Melanesië.
4. Eerste rotsschilderingen gezien in 1678
De Nederlander Johannes Keyts ontdekte in 1678 rode schilderingen op de rotswanden van de kust van de Speelmansbaai (nu de Teluk Bitsyaru) bij het eiland Namatote. Keyts was opperkoopman bij de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Hij is in 1678 de eerste Europese bezoeker van dit gebied en plant in de Argunibaai (ten noorden van Kaimana) de Nederlandse vlag. Keyts noemde de huidige Teluk Bitsyaru de 'heer Quaalberghs Bay' naar de toenmalige Gouverneur van Banda. De ontdekking werd door de VOC om handelspolitieke redenen geheim gehouden. De handelaar Th. B. Leon trof twee eeuwen later, in 1878, op eilandjes op de zuidelijke oever van de MacCluer-golf (nu: Teluk Berau) in grote getale rode, witte en zwarte schilderingen aan. Deze kuststrook werd vanaf 1938 vele malen bezocht en grondig bestudeerd door de Duitse antropoloog dr. Josef Röder. Hij schreef in 1937 het eerste wetenschappelijke rapport over prehistorische schilderingen in Papua. De Bintuni Baai (het verlengde van de Teluk Berau) is waarschijnlijk voor het eerst 'ontdekt' door de Europeanen in 1663, toen slavenopkoper Nicolaes Vinck van de VOC op de noordkust van het schiereiland Onin in de omgeving van FakFak landde. In 1791 ondernam de Britse Oost-Indische Compagnie onder leiding van John MacCluer een expeditie naar de zuidkust van Nieuw-Guinea. Hij zeilde langs de Vogelkop en verkende de Berau Golf aan de zuidkant van de Vogelkop. Het kustgebied rond de Berau Golf was de streek die Radja’s op Ceram hadden aangewezen voor hun handelsbetrekkingen. De Bintuni Baai trok aan het einde van de 19de eeuw de aandacht van zendelingen, goudzoekers, en koloniale regeringen.
5. Gebruikte verf en aangebrachte tekens
Ondanks dat de rotstekeningen eeuwen oud zijn en met verf uit natuurlijke materialen is gemaakt, zijn ze vaak nog duidelijk zichtbaar. De kleur op de schilderingen is veelal afkomstig van een plantaardige kleurstof/pigment of ijzerhoudende leem/aarde. De verf bij een rotsschildering kan op verschillende manieren zijn aangebracht: met de vingers in de rode leem gedoopt, met eenvoudige kwasten en soms werd de verf in de mond genomen en op de rotswand gespuwd. Ook werd het pigment wel eens in rieten pijpjes verzameld en op een vochtig oppervlak geblazen. Het aantal theorieën over de betekenis van rotsschilderingen voor de oorspronkelijke makers is talloos, en minstens even groot als het aantal onderzoekers dat zich ermee bezighoudt. Sommigen veronderstellen dat de reden tot het afbeelden van de dieren angst voor deze dieren is. Om deze angst te bezweren vroeg men aan de beste tekenaar van het ter plekke levende Papua-volk een dier op een rots te tekenen met houtskool dan wel kleurstoffen. Anderen stellen dat het afbeelden van prooidieren deel uitmaakte van magische jachtrituelen. Naast afbeeldingen van dieren, werden er ook tekens aangebracht. Deze tekens kunnen nu worden onderverdeeld in vrouwelijke en mannelijke tekens. De zones rond de ingang van de grot zijn met mannelijke tekens gevuld, naar het midden van de grot toe worden ook vrouwelijke symbolen (en tevens vaak mannelijke) aangetroffen. Van een aantal prehistorische gesneden beeldjes, dat in grotten is gevonden, is bekend dat zij vrijwel dezelfde ouderdom hebben.
6. Vindplaats Misool al in 1887 bekend
Op Misool ligt de belangrijkste vindplaats bij het dorp Fàfanlàp aan de oostzijde van het eiland. Opmerkelijk is dat de plaats al in 1887 bij de etnograaf F.S.A. de Clercq bekend was. Want in het boek 'Ethnographische beschrijving van de West- en Noordkust van Nederlandsch-Nieuw-Guinea' van De Clercq en Schmeltz uit 1893 lezen we: Somswijlen worden schedels in doodengrotten bewaard, o.a. te Kafòpop, een plaats gelegen aan eene binnenzee, aan de oostkust van Misool, waar zoodanige grot, aan den wand versierd met afbeeldingen van handen, moet voorkomen en die daarom in de taal der vier Radja's ‘warnaoe’, d.i. heilig, is en niet mag genaderd worden. Op de kalkrotsen bij het dorp Fàfanlàp zijn de tekeningen zowel aan de buitenkant als in de grot aangebracht. De grot loopt onder de waterspiegel door en de tekeningen konden slechts vanuit een prauw worden gefotografeerd. De tekeningen buiten, hoog op de rotswand, waren niet meer erg duidelijk. Er waren handsilhouetten, met onder meer een vingermutilatie, bij en ook twee tekeningen van concentrische cirkels, waartussen stippen, in rood/oranje en in geel. Ook in de ondiepe grot waren handsihouetten zichtbaar, en vissen, dolfijnen, 'graat'-figuren, afbeeldingen van mensen in verschillende stijlen, rijen punten, enkele prauwen en abstracte figuren. Sommige tekeningen zijn nauwelijks meer zichtbaar, door latere kalkafzettingen. Dat deze omgeving nog altijd heilig is, bewijst onder meer het feit, dat als de bevolking bij het passeren van de rotswand pijlen op afschiet.
In 1958 zagen resident J. van Bodegom en controleur M. O. Woelders op het eiland Waigeo enige handsilhouetten en een aantal onduidelijke tekens op een gladde kalkrots, circa acht meter boven de zeespiegel. 'De plek lag aan het begin van de Aljosi-baai, op de zuidoever waarop ook het dorp Sèlpèle ligt, echter op ongeveer 20 minuten roeien daar vandaan'
, zo schrijft de Nederlandse antropoloog en bestuursambtenaar K.W. Galis in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 120 van het KITLV in Leiden.
7. Rotstekeningen geleidelijk bedreigd
Samen met de drang om te versieren, heeft de mens steeds de behoefte gehad om zich uit te drukken. Dat zoiets op rotswanden gebeurde was een vanzelfsprekendheid, want dergelijke dragers waren er in overvloed. De afbeeldingen in grotten aan de westkant van Nieuw-Guinea ontstonden waarschijnlijk naar aanleiding van riten in verband met dood, jacht, vruchtbaarheid en het afweren van het boze. De vindplaatsen van rotstekeningen kunnen onder druk komen te staan door zaken als verwering, waterschade, het instorten van kliffen, graffiti en toerisme. Elders in de wereld is door de publieke belangstelling voor grotten met schilderingen het microklimaat in de grot geleidelijk veranderd. De vochtigheid en temperatuur namen toe, evenals het koolzuurgehalte. Ook schimmels hebben op sommige vindplaatsen de muren en plafonds van grotten aangetast. Verder kunnen klimatologische omstandigheden (denk bijvoorbeeld aan zure regen) de prehistorische kunstuitingen bedreigen. In Indonesisch Papua vallen de bedreigingen nog mee. Volgens het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura zijn er nog voldoende niet onderzochte sites. Bovendien zijn de wel bekende vindplaatsen nog niet allemaal in kaart gebracht.
8. Links:
- Rotstekeningen in West Nieuw-Guinea door W.J. Cator (pdf).
- Recent oudheidkundig nieuws uit westelijk Nieuw-Guinea door K.W. Galis in: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 120 (1964).
9. Bronnen:
- J.C. Anceaux, Languages of the Bomberai Peninsula. N. Guinea Studiën, 2, 1958
- W.J. Cator, Radjaschappen in West-Nieuw-Guinea, Amsterdam, K.N.A.G., 1942
- Jean-Michel Chazine, Recent Rock Art and archaeological discoveries in East Kalimantan-Indonesia. Yogyakarta Conference 24-29 September 2005
- K.W. Galis, Boekbespreking Josef Röder's Felsbilder und Vorgeschichte des MacCluer-Golfes, West-Neuguinea. L.C. Wittich Verlag. Darmstadt. 162 pp. Geïll. 1959.
- J.W. van Hille, Reizen in West-Nieuw-Guinea. T.K.N.A.G., 24, 1907
- Simon Kooijman, Ancestor figures from the MacCluer Gulf area of New Guinea: A Variation of the Korwar Style.’ Study of rock art near Kokas and korwars from Berau, Arandai, Masuweri, and Tarof. Mededelingen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden, No. 15: 63-80. Leiden. E.J. Brill 1962.
- J. Röder, Ergebnisse einer Probegrabung in der Höhle Dudumunir. Nova Guinea, n.s., 4, 1940.
- Advies en commentaar: Sjoerd Jaarsma