Een fraai versierde nettas voor persoonlijke bezittingen, met aan één zijde patronen in roze, zwart en naturel. De trapeziumvorm ontstaat door de verbinding met groepjes van 6 a 7 siersteken aan de smalle, dubbelgeslagen en naar verhouding korte rand. De tas is aan de bovenzijde open en heeft een smalle draagband (67 x 2,5 cm) die door de aanhechting de neiging heeft dubbel te slaan. De grote vorm is in luswerk (de rand en band ook) en is in een rechthoek van 62 x 34 cm. De versiering van vlakken, strepen en blokjes ontstaat door een heel exact gebruik van gekleurde draad, wat voor de verwerking aangeverfd is. Aan de binnenzijde van de tas is te zien dat de lange begin- en einddraden van de patronen aan elkaar zijn geknoopt. Wellicht is dit ook de buitenzijde en zijn de losse draadstukken bedoeld als franje. Deze techniek komt voor in Papua Nieuw-Guinea en is in het Mekgebied niet traditioneel.