Het spoor van de veteranen

Zwaaiende veteraan tijdens defilé 2008 Veteranen starten steeds vaker humanitaire initiatieven in de landen waarnaar zij als militair uitgezonden zijn geweest. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) en het Veteraneninstituut is uitgevoerd. Zo verkoopt een aantal Nieuw-Guinea-gangers vanuit huis voorwerpen uit de huidige Indonesische provincie, zoals speren, houtsnijwerk en maskers. De opbrengst gaat in veel gevallen ‘terug’ naar de Papua’s. veteranen in truck Sinds hun uitzending zijn deze veteranen begaan met het lot van de Papua’s in het vroegere Nieuw-Guinea. Zij voelen zich vaak ook schuldig over het feit dat de Papua’s volgens hen door de Nederlandse regering zijn verraden. "Alleen al vanwege dat schuldgevoel heb ik me voorgenomen om mijn hele leven er aan te wijden dat de Papua’s het beter krijgen", zegt één van hen bij de presentatie in november 2008 van het boek ‘Veteranen met een missie’ met twaalftal projecten van veteranen. We volgen het spoor van de veteranen in Nederlands Nieuw-Guinea.

Inhoud

  1. Reis ‘Karel Doorman’ is de start van de escalatie
  2. Nieuw-Guinea blijft nog even Nederlands
  3. Landmacht versterkt posten aan de kust
  4. Biak wordt steunpunt van de luchtmacht
  5. Marine strijdt tegen infiltraties
  6. Geheime onderhandelingen in Middleburgh
  7. Troepensterkte gaat naar 10.000 man
  8. Marine boekt successen
  9. Nationale Veteranendag ingesteld
  10. Links
  11. Bronnen

 1. Reis ‘Karel Doorman’ is de start van de escalatie

Karel Doorman in actie In totaal hebben 35.000 landmacht-militairen en 1400 mariniers in Nieuw-Guinea gediend. In onze laatste kolonie in de Oost zijn zeker 126 militairen omgekomen (zie bijlage 1). Als Nederland in 1960 versterkingen stuurt met het vliegdekschip ‘Karel Doorman’, verbreekt Indonesië onmiddellijk de diplomatieke betrekkingen. De vlagvertoonreis is bedoeld om indruk te maken op de wereld en ‘de vijand’ Indonesië. Het is Nederlands laatste poging om op eigen benen te staan en tot de grote mogendheden te behoren. De reis van de ‘Karel Doorman’ vormt het startpunt van een proces van diplomatieke en militaire escalatie. Onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht Marcherende manschappen van PVKin Nieuw-Guinea is het Papoea Vrijwilligers Korps (PVK), dat op 23 februari 1961 wordt opgericht om de Nederlandse militairen in het gebied te ondersteunen. De autochtone soldaten worden na een opleiding van zo’n zes maanden ingezet bij patrouilles om gewapende Indonesische infiltranten te bestrijden. Naar schatting komen zes Papua-militairen bij gevechten om het leven. Het korps blijft bestaan tot aan de bestuursoverdracht van Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties op 1 oktober 1962. De PVK-soldaten krijgen van officiële Nederlandse zijde nooit enige blijk van waardering voor hun inzet.

 2. Nieuw-Guinea blijft nog even Nederlands

Op patrouille in Fak FakAls Nederlands-Indië eind 1949 overgaat in een zelfstandig Indonesië, blijft Nederlands Nieuw-Guinea nog ruim twaalf jaar een Nederlandse kolonie. Indonesië maakt steeds nadrukkelijker aanspraak op het gebied en het politieke conflict krijgt steeds meer een militair karakter. Ter verdediging van de kolonie stuurt Nederland in 1958 landmacht-, en luchtmachteenheden naar Nieuw-Guinea. De marine was er al sinds het einde van WOII aanwezig. Op 14 april 1960 worden de eerste mariniers en andere militairen vanuit Nederland en de Nederlandse Antillen via een door de KLM georganiseerde luchtbrug naar Nieuw-Guinea overgevlogen. Het komt tot een aantal gewapende confrontaties. De Sovjet-Unie ligt begin augustus 1962 met zes onderzeeërs op 10 mijl voor de kust van Manokwari om samen met het Indonesische leger een einde te maken aan het Nederlandse bestuur. Er staat ook een twintigtal Toepolev-bommenwerpers gereed voor de geplande invasie. Er komt echter een oplossing aan de onderhandelingstafel.

Bunker op bezoek bij Sukarno Op 15 augustus 1962 worden middels het zogeheten ‘New-York-akkoord’ de vijandelijkheden beëindigd en draagt Nederland Nieuw-Guinea, via een tussenbestuur van de Verenigde Naties, over aan Indonesië. De bevolking krijgt de mogelijkheid om zich in een volksraadpleging uit te spreken over zelfbestuur of aansluiting bij Indonesië. Door het akkoord wordt een oorlog tussen de strijdkrachten van beide landen voorkomen. De lokale Papua-bevolking is totaal niet betrokken bij het plan dat is opgesteld door de Amerikaanse diplomaat Ellsworth Bunker, waarin het bestuur over Nederlands Nieuw-Guinea wordt overgegeven aan de United Nations Temporary Executive Authority (UNTEA).

3. Landmacht versterkt posten aan de kust

Landing op kust In 1950 gaan, ter versterking van de reeds aanwezige troepen, extra landmachteenheden naar Nieuw-Guinea om de detachementen in Hollandia, Biak, Manokwari, Sorong, Fak Fak en Kaimana te versterken. De Landmacht Nieuw-Guinea (LNG) groeit op papier uit tot een sterkte van 1576 militairen en 175 burgers. De belangrijkste taak is het tegengaan van vijandelijke infiltraties en het handhaven van orde en rust. Aanvankelijk bestaat de LNG uit een deel landmacht- en een deel KNIL-militairen. Na de opheffing van het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) komen deze militairen bij de landmacht. Tijdens het bestaan van de LNG vinden in totaal zes vijandelijke infiltraties plaats die in samenwerking met marine, mariniers en politie worden bestreden. Hierbij wordt een aantal Indonesiërs gedood en een aantal krijgsgevangen gemaakt. Bij geen van deze acties komen Nederlandse militairen om.

Gouverneur Platteel inspecteert PVK-troepenDe parlementaire commissie, die Nieuw-Guinea van 13 augustus tot 5 september 1953 bezoekt, doet de aanbeveling de defensie van dit rijksdeel, met een kustlijn van 2600 zeemijl, uitsluitend aan de marine op te dragen. De commissie vindt dat de verdediging het beste aan de vloot, marineluchtvaartdienst en het korps mariniers kan worden opgedragen. Op 28 februari 1955 draagt de Koninklijke landmacht haar taken in Nieuw-Guinea over aan de Koninklijke marine. De officiële overdracht vindt plaats te Hollandia in tegenwoordigheid van de gouverneur van Nederlands Nieuw-Guinea dr. Jan van Baal. De laatste grote groep landmachtmilitairen (889 man) vertrekt op 15 maart 1955 per motorschip ‘Sibajak’ vanuit Hollandia en komt op 16 april aan in Rotterdam. Het duurt tot eind 1958, begin 1959, voordat er weer landmachtmilitairen op Nieuw-Guinea actief zijn.

4. Biak wordt steunpunt van de luchtmacht

Seahawks staan geparkeerd op BiakNederland stuurt in 1958 militaire versterkingen naar Nieuw-Guinea, waaronder een luchtmachtdetachement dat wordt gelegerd op Biak. Als eerste plaatst de luchtmacht twee waarschuwingsradars op Biak en het nabijgelegen eilandje Woendi. In 1960 wordt de luchtmacht onder de codenaam ‘Plan Fidelio’ belast met het inrichten van het Commando Luchtverdediging Nederlands Nieuw-Guinea. Dit bestaat uit: een luchtverdedigingssquadron met twaaf Hawker Hunter F Mk4-toestellen en twee Alouette-helikopters, een radarnavigatiesysteem op Biak en een reserve-airstrip bij Noemfoer. De vliegtuigen en helikopters worden met het vliegdekschip ‘Karel Doorman’ aangevoerd. Een jaar later vindt nog een aanvulling plaats van twaalf Hawker Hunter F Mk6 toestellen die grotere brandstoftanks hebben en een grotere afstand kunnen afleggen.

Kroonduif bezorgt post in Fak FakHet ontstaan van het 336 (transport)squadron is nauw verbonden met de operaties in Nieuw-Guinea. De luchtmachteenheid neemt in 1955 het luchttransport in Nieuw-Guinea over van de marine. Het squadron gebruikt drie Dakota’s van de marine en neemt drie toestellen van de Amerikaanse luchtmacht over en opereert vanaf de airstrip Mokmer op Biak. Hierbij worden van september 1961 tot en met september 1962 meer dan 5400 passagiers en de nodige vracht in Nieuw-Guinea vervoerd. In augustus 1962 staat Indonesië klaar om Nieuw-Guinea aan te vallen en de omvang van de Nederlandse versterkingen is onvoldoende om een grote aanval tot staan te brengen. Mede hierdoor en door politieke druk van alle landen in de Verenigde Naties wordt de Nederlandse regering min of meer gedwongen tot de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. De terugtrekking van de Nederlandse militairen uit het gebied met achterlating van veel vliegtuigen en voorraden wordt in Indonesië als een grote overwinning beschouwd.

5. Marine strijdt tegen infiltraties

Vrachtwagen brengt voedsel In 1952 begint Indonesië druk uit te oefenen door middel van infiltraties. De eerste infiltratie van betekenis vindt plaats eind januari 1952 op het eiland Gag. De personeelssterkte van de Koninklijke Marine in Nieuw-Guinea schommelde in de periode 1955-1958 rond de 2500 man. In 1960 namen eenheden van de landmacht de posten aan de zuid- en zuidwestkust over van de mariniers. De mariniers worden geconcentreerd op de noordkust om als operationele reserve te kunnen optreden. Op 13 november 1960 is er een infiltratie van vrij grote omvang nabij het Buru-gebergte aan de zuidwestkust van Nieuw-Guinea. Succes hebben deze infiltraties niet, daar zij door eenheden van de marine, met steun van politie en bevolking, snel worden opgeruimd. Het agressieve optreden van Indonesië in Nieuw-Guinea in 1962 begint min of meer met de poging van drie motortorpedoboten de Matjan Tutul, de Hari Mau en de Matjan Kumbang om de zuidkust te benaderen. Deze poging wordt bij de Vlakke Hoek door het Hr. Ms. Kortenaer optreden van Hr. Ms. Kortenaer, Hr. Ms. Evertsen, Hr.Mr. Utrecht en een Neptune-vliegtuig van de marineluchtvaartdienst op 15 januari om 21.30 uur afgeslagen. De Matjan Tutul, wordt in brand geschoten en de beide anderen slaan op de vlucht in zuidwestelijke richting. In totaal worden 52 overlevenden van de Matjan Tutul gevangengenomen. Op 24 maart ontdekt een Neptune een Indonesische schoener, die bij Fak Fak de kust wil benaderen. Daar deze schoener ondanks herhaalde waarschuwingen toch naar de kust blijft koersen, wordt zij door het vliegtuig in brand geschoten. Bij Aidoena aan de Jera-rivier gaan op 27 maart dertig infiltranten aan land. Acties van mariniers en politie leiden er toe, dat deze infiltranten een maand later geheel zijn uitgeschakeld.

6. Geheime onderhandelingen in Middleburgh

Bibliotheek in MiddleburghIn maart 1962 worden Nederland en Indonesië het eens over de wijze waarop het overleg moet worden gevoerd. De onderhandelingen gaan op 20 maart onder de grootste geheimhouding van start. Zij vinden plaats in het Amerikaanse plaatsje Middleburgh, vlakbij Washington. De Amerikaanse diplomaat Bunker bemiddelt tussen de partijen; officieel namens de VN, in feite namens de VS. Bunker lanceert een voorstel waarin Nieuw-Guinea in een eerste fase onder toezicht van de VN zou komen: eerst met Nederlandse en vervolgens met Indonesische assistentie. Vervolgens zou het bestuur aan Indonesië worden overgedragen. Na verloop van tijd zou er een Postzegel uit 1963 met Indo-vlag in Merauke‘daad van vrije keuze’, een ‘act of free choice’, plaatsvinden waarbij de bevolking zich zou kunnen uitspreken voor aansluiting bij Indonesië of voor onafhankelijkheid. Het zogenaamde ‘plan-Bunker’ ontmoet aan Nederlandse en Indonesische kant veel verzet. De Indonesische president Sukarno blijft verklaren dat ‘Irian Barat’ voor het eind van het jaar in Indonesische handen zou zijn. Beide partijen rekken de besprekingen van april tot in juli 1962. Het geeft Indonesië de kans de militaire druk op te voeren. Op de dag dat het overleg wordt geopend (20 maart), heeft er al een nieuwe Indonesische landing plaatsgevonden.

7. Troepensterkte gaat naar 10.000 man

Stoottroepen met Zodiacs in de weerDe overlegpauze komt echter ook Nederland goed uit. De nieuwe Indonesische acties maken grootscheepse troepenversterkingen onvermijdelijk. Vanaf 28 maart 1962 worden de strijdkrachten in Nieuw-Guinea met eenheden mariniers aangevuld. De versterkingen worden per vliegtuig en per schip uit Nederland en de Nederlandse Antillen gezonden. Tegelijk vindt ‘Operatie Zaltbommel’ plaats: in april en mei werden twee bataljons infanterie, twee eenheden luchtafweer en allerlei aanvullende onderdelen naar Nieuw-Guinea gestuurd. Het gaat om het 41e Bataljon Stoottroepen en het 17e Infanterie Bataljon Chassee en de 928e en de 940e Afdelingen lichte LUA. De sterkte van de luchtmacht wordt opgevoerd tot twee squadrons Hawker Hunters; verder is er een squadron Neptunes aanwezig. De marine bereikt een sterkte van twee tot drie fregatten, vier jagers en drie onderzeeboten. Op 18 augustus De Papua-vlag op staart van Hawker Hunter moet van hogerhand worden verwijderd1962 bevinden zich in Nieuw-Guinea de schepen Friesland, Groningen, Limburg, Overijssel, Evertsen, Kortenaer, Luymes, Snellius, Pelikaan, Dolfijn, Zeeleeuw, drie dregboten, 16 landingsvaartuigen, (LT's, LCPR’s en LCA's), twee sleepboten, 84 zodiac-rubberboten, diverse motorsloepen en de hulpschepen Duivendrecht, Bussum en Alte Marum met in totaal 2956 man vlootpersoneel. Op Biak is het sqadron 321 gestationeerd met 326 man van de Marineluchtvaartdienst. Verder zijn er 1425 mariniers. De totale sterkte van de marine bedraagt 4707 man, die van de landmacht 4096 man en die van de luchtmacht 720 man. Het totale aantal Nederlandse militairen is in de eerste helft van 1962 bijna verdubbeld tot 9523 man.

Parachutist daalt uit de hemel Dan zet Indonesië een nieuw strijdmiddel in, namelijk parachutisten (zie bijlage 2). Van 26 april tot 24 juli 1962 worden para’s afgeworpen boven de Vogelkop, het Onin-schiereiland en boven de omgeving van Kaimana en Merauke. Naar schatting worden 1195 parachutisten afgeworpen. Tegen deze parachutisten wordt met kracht opgetreden. De strijd tegen de bijna 1200 boven Nieuw-Guinea afgesprongen parachutisten duurt bijna vier maanden. De Indonesische indringers hebben zich veelal in kleine groepen opgesplitst en vermijden zo veel mogelijk elke gevechtsaanraking. Op 30 april 1962 valt de eerste in handen van de Nederlanders. De Nederlandse troepen, Papua-soldaten en politiemannen zoeken onafgebroken verder naar de vaak goed verstopte Indonesiërs. Het lukt hen met hulp van de bevolking, die optreedt als gidsen en boodschappers, om tot 18 augustus 1962 zo’n 366 Indonesische parachutisten gevangen te nemen. Minstens een even groot aantal is gesneuveld of omgekomen. De rest blijft rondzwerven in de vochtige, halfduistere jungle.

8. Marine boekt successen

marine patrouilleert langs en boven de kustDe marine patrouilleert dag en nacht met schepen en vliegtuigen langs en boven de kust van Nieuw-Guinea. Hierbij worden diverse successen geboekt zoals de aanhoudingPapua-vlag op onderzeeër ‘Dolfijn’ van een prauw met twintig infiltranten ten westen van Fak Fak op 14 mei door de ‘Utrecht’, het onder vuur nemen en verdrijven van Indonesische vliegtuigen nabij Kaimana op 15 mei door de ‘Limburg’, het neerschieten van een Dakota op 17 mei door een Neptune, het beschieten door een Neptune op 21 mei van parachutisten nabij Teminaboean, de aanval op 31 juli van een Neptune op een onderzeeboot nabij het eiland Noemfoor, de steun van de ‘Evertsen’ aan de acties van ariniers op het Onin-schiereiland, de steun van de ‘Luymes’ aan de acties van de mariniers op 10 augustus op het eiland Misool en het afslaan van een landingspoging op het eiland Misool op 11 augustus door de ‘Friesland’ en een Neptune. Nadat alle gevechtshandelingen op 18 augustus 1962 worden gestaakt, vertrekken vanaf 1 oktober de vlooteenheden en vliegtuigen naar Nederland. Als de ‘Groningen’ en ‘Evertsen’ de kade in Biak verlaten, is aan de opgestoken aanvalsperiscoop van de onderzeeër ‘Dolfijn’ een (verboden) Papua-vlag opgehangen. Vooral de uitwuivende Papua’s zijn hierover wild enthousiast. Dit in tegenstelling met ‘politiek Den Haag’, waar Kamervragen leiden tot een standje voor de commandant.

9. Nationale Veteranendag ingesteld

Oud-staatssecretaris Van der Knaap Veel veteranen, ook de mannen die in Nieuw-Guinea, actief zijn geweest, hebben zich aaneengesloten in verenigingen en komen jaarlijks bijeen (zie bijlage 3). In 2003 besluit staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap tot de instelling van een Nederlandse Veteranendag. Het doel van de nationale Veteranendag is de maatschappelijke waardering voor veteranen publiekelijk tot uitdrukking te brengen en de bekendheid met en waardering voor hun militaire inzet te vergroten. Vanaf 2005 wordt de Nederlandse Veteranendag jaarlijks –behalve op zondagen- gehouden op 29 juni, de verjaardag van de in december 2004 overleden prins Bernhard. Die heeft altijd een rijsttafel voor veteranen in Zwolle speciale band met veteranen gehad. Veteranen houden jaarlijks ook eigen reünies bij de verschillende krijgsmachtonderdelen. Zo zijn op 16 mei 2009 bijna 7000 veteranen van de Koninklijke Landmacht tot en met 1962 (WOII, Nederlands-Indië, Korea en Nieuw-Guinea) bijeen in de IJsselhallen in Zwolle. Daar wordt zo maar de grootste rijsttafel van Nederland geserveerd. Tientallen koks en keukenmedewerkers hebben aan de bereiding van de gerechten, onder meer pisang, nasi goreng, gado gado, seroendeng en atjar gewerkt. Het megadiner is een geweldig succes, maar het lijkt op iedere andere keer. Net als de andere aanwezige veteranen zijn ook de Nieuw-Guinea-veteranen op zoek naar lotgenoten, foto’s, herinneringen en verhalen van andere nog levende Nieuw-Guinea-veteranen.

10. Links:

- Op deze website zijn ook themapagina's te vinden over de Tweede Wereldoorlog in Nieuw-Guinea en NSB'ers na WOII naar Nieuw-Guinea.
- verhalen van
luchtmacht-militairen op Biak

- verhalen van veteranen
Nederlands Nieuw-Guinea
- diverse artikelen op west-papua.nl  
- Video-reconstructie de Slag om de Vlakke Hoek (Andere tijden)
- Beelden uit filmmateriaal Koninklijke marine
- In Nieuw-Guinea ingezette s
chepen

11. Bronnen:

- Fred Lardenoye en Rein Bijkerk, Veteranen met een missie. Humanitaire initiatieven door oud-militairen in voormalige uitzendgebieden. Nijmegen 2008
- R.E. van Holst Pellekaan, I.C. de Regt, J.F. Bastiaans, Patrouilleren voor de Papoea’s. De Koninklijke Marine in Nederlands Nieuw-Guinea dl. 5a 1945-1960; dl. 5b 1960-1962. Amsterdam 1989 en 1990
- W. Klinkert, R.U.M.M. Otten en J. Plasmans, Nieuw-Guinea 1958-1962 in: 75 jaar Luchtdoelartillerie 1917-1992. Sectie Militaire geschiedenis 1992
- Martin Elands en Alfred Staarman (red),  Afscheid van Nieuw-Guinea.
Het Nederlands-Indonesisch conflict 1950-1962. Bussum 2003
- A. Lijphart, The trauma of decolonization.
New Haven 1966
- J.G. de Beus, Morgen bij het aanbreken van de dag. Nederland driemaal aan de vooravond van oorlog. Rotterdam 1978
- J.L.R. Huydecoper van Nigtevegt, Nieuw-Guinea. Het einde van een koloniaal beleid. ’s-Gravenhage 1990
- Ben Koster, Een verloren land. De regering Kennedy en de Nieuw-Guinea kwestie 1961-1962. Baarn 1991
- H. Meyer, Den Haag-Djakarta, Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1962. Utrecht 1994
- P.J. Drooglever, Een daad van vrije keuze. De dekolonisatie van Indonesië en het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s. Den Haag 2005