In het ontoegankelijke oerwoud in het zuidoosten van de Indonesische provincie Papua, ongeveer 150 kilometer landinwaarts vanaf de Arafura Zee, leeft het volk van de Korowai. Het gaat om jager-verzamelaars die in een traditionele samenleving van kleine familieverbanden die alles met elkaar (moeten) delen en net als de Kombai bekend staan als fantastische architecten van hoge boomhuizen. Tot circa 1975 hadden den Korowai nauwelijks contact naar buiten. Enkele clans die dichtbij een dorp wonen, hebben hun traditionele gebruiken opgegeven en ontvangen toeristen op uitnodiging.
Inhoud: 1. Wonen in dorpen is relatief nieuw
2. De laatste aanval van de Citak was in 1966
3. Expedities van zendelingen in Korowai-gebied
4. Boomhuizen tot 45 meter hoogte
5. Leven van de opbrengst van de natuur
6. Dansen op sagowormenfeest
7. Meisjes trouwen in hun vroege tienerjaren
8. Het contact met de vooroudergeesten
9. Conflicten worden veroorzaakt door hekserij
10. Links
11. Bronnen
1. Wonen in dorpen is relatief nieuw
De Korowai leven op 600 vierkante kilometer tussen de Eilandenriver, de bovenloop van de Beckingrivier en het centrale hooggebergte van Nieuw-Guinea in de moerassige regenwouden van de regio Boven-Digoel. Volgens schattingen ligt het aantal inheemse Korowai tussen 2500 en 4000 mensen. De jongeren verhuizen steeds vaker naar een min of meer regelmatige dorpsleven in acht nederzettingen langs de Becking Rivier en Eilandenrivier. Het wonen in dorpen of nederzettingen is voor de Korowai relatief nieuw. Net als in boomhutten is het interieur van de huizen verdeeld in twee of drie rechthoekige kamers met in elke kamer een vuurplaats. Mannen en vrouwen wonen gescheiden. In 1992 kregen de dorpen Yaniruma en Manggél de status van Desa, een administratieve dorpseenheid en Yaniruma dat van district ('burgelijke gemeente'). Sinds het begin van de jaren negentig worden de Korowai in de omgeving van de dorpen bezocht door toeristen, filmploegen en documentairemakers.
2. De laatste aanval van de Citak was in 1966
Over de geschiedenis van de Korowai voor 1978 is weinig bekend. De Korowai waren tot ver in de jaren zestig van de vorige eeuw regelmatig slachtoffer van koppensneltochten door naburige Citak-stammen. De laatste aanval van de Citak/Asmat op de Korowai vond in 1966 plaats. Een missionaris in de regio Boven-Digoel had in de periode 1959-1973 incidentele contacten met Korowai in de buurt Waliburu en Firiwagé. Na verscheidene vluchten met helikopters reisden zendelingen van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in Nederland vanuit de Citak-regio via de Becking Rivier naar Korowai-gebieden. De eerste echte ontmoeting tussen de Korowai en de Nederlandse evangelist Johannes Veldhuizen vond plaats op 4 oktober 1978, door de bemiddeling van een Citak-gids, die aanverwant was aan Korowai van de benedenstroom van de Becking. In het leefgebied van de Korowai werd Yaniruma de eerste nederzetting. Deze werd in maart 1979 gebouwd op een plek bij de monding van de Sokom in de benedenloop van de Becking. Circa 1980 opende de Gereformeerde Zending er een basisschool en een kliniek. Tijdens de eerste jaren van de nederzetting werden diverse contacten met Korowai gelegd door Johannes Veldhuizen en Henk Venema.
3. Expedities van zendelingen in Korowai-gebied
Tussen 1978 en 1990 kwamen ook de stroomafwaarts wonende Korowai in aanraking met de buitenwereld, toen zendelingen van de Gereformeerde Kerken meerdere expedities op hun grondgebied maakten.

De Korowai zijn nog steeds goeddeels zelfvoorzienend. Buiten bepaalde goederen als stenen en later stalen bijlbladen, zout en dergelijke produceren zij alles zelf. Wat zij niet zelf kunnen verbouwen of verzamelen verkregen zij vanouds door ruil en nu door het te kopen in kleine winkeltjes (toko's) in het dichtstbijzijnde dorp of zendingspost. Geld is bij de Korowai ingevoerd door de zendelingen. Sommige Korowai werden ingeschakeld bij het opbouwen en onderhouden van de landingsbaan van Yaniruma, en anderen werkten op de zendingspost. In het begin werden ze betaald met stalen bijlen, kapmessen en kleding, maar later werden ze betaald in rupiah's. Daarmee konden in het lokale winkeltje goederen kopen zoals zout, kleding, vishaken, scheermesjes. Rond 1990 werden Korowai ook ingeschakeld bij houtkapprojecten van buitenlandse bedrijven, en stroomafwaarts werden Korowai betaald voor hun diensten als toeristische gids of kanoroeier. Intussen hebben veel jonge Korowai niet alleen de basisschool gevolgd, maar ook het voortgezet onderwijs in Kouh of Boma (Boven-Digoel district). Er studeren zelfs al enkele jongeren in Jayapura/Abepura.
4. Boomhuizen tot 45 meter hoogte
De Korowai wonen van oudsher vrij geïsoleerd op eigen grondgebied nabij hun tuinen in nederzettingen van niet meer dan vijf boomhuizen. Een huis van een Korowai-gezin is acht tot twaalf meter boven de grond gebouwd. In gebieden stroomopwaarts komen enkele huizen op 45 meter hoogte voor. De boomhuizen beschermen families tegen de zwermen muggen onder hen, evenals tegen lastige buren en boze geesten. Om een boomhuis te bouwen, wordt eerst een stevige banyanboom geselecteerd als centrale paal. De top van die boom wordt verwijderd. De vloer, vervaardigd van takken, wordt ondersteund door vier tot tien palen. De schors van de sagopalm wordt gebruikt voor de plankenvloer en de muren. De bladeren vormen het dak. Het geraamte van het huis bestaat uit takken die samengebonden worden met rotanbindingen. Om bij het huis te kunnen komen, heeft men een droge boomstam ingekeept en opgehangen aan de bodem van de boomhut. Deze ladder trilt bij elke stap en waarschuwt de bewoners dat er een bezoeker op komst is. Dankzij hun kleine gespierde lichaam klimmen de Korowai met gemak in de bomen. Een huwelijk is vaak een gelegenheid om een nieuw huis te bouwen. Voordat de bewoners definitief hun intrek nemen in hun nieuwe boomhuis voeren zij een simpel maar zeer sprekend nachtelijk ritueel uit, door met een stuk hout op de wanden van het huis te kloppen om de kwade geesten te verjagen.
5. Leven van de opbrengst van de natuur
De Korowai leven zelfvoorzienend, helemaal van wat hun tuinen, en de omringende natuur opleveren: sago van de in hun tuinen verbouwde sagopalm, vis uit de rivier, wilde varkens uit het bos. Bij de visserij en jacht wordt verscheidene technieken gebruikt, waarvan sommige gebaseerd zijn op gebruik van magie. In tijden van schaarste worden speciale magische pijlen gebruikt om de goede krachten te versterken. Het basisvoedsel van dit Papua-volk bestaat uit sago en bananen. Een enkel huishouden gebruikt één sagoboom per week. Nadat de vezelige stam door mannen gekapt en gespleten is, komt er zetmeel vrij, het sagomerg, dat door vrouwen wordt gewassen en gekneed. Elke Korowai-familie heeft eigen tuinen in de buurt van de boomhuizen. Daarnaast worden onder meer zoete aardappelen of bataat en tabak gecultiveerd. In het oerwoud worden groene groenten, gras en rietsoorten verzameld, alsmede wilde seizoensvruchten. Varkens en honden zijn de enige gedomesticeerde dieren. Het gedomesticeerde varken dient vooral als waardeobject en wordt alleen bij rituelen en feesten gegeten. Honden worden ingezet bij de jacht en hun tanden worden beschouwd als zeer waardevol. De jacht op wilde varkens wordt gedaan met pijl en boog. Casuarissen worden geschoten of gevangen met touwen. Voor de visserij gebruiken Korowai hun bogen en pijlen, gif, en mandachtige fuiken die worden geplaatst in kunstmatige dammen. Vroeger werden ook krokodillen voor consumptie gevangen.
De ovale lichtgewicht schilden van de Korowai zijn gebeiteld uit één stuk hout. Ze worden niet ter verdediging gebruikt, maar hoofdzakelijk als banier tijdens het dansen op

Vruchtbaarheid en welvaart worden gevierd tijdens de langdurige sagowormenfeesten. Hierbij worden de larven van sagoboktor geconsumeerd. De larven gedijen in de rottende stammen van speciaal daartoe gevelde sagopalmen. Deze larven worden gezien als de ultieme dragers van levenskracht. De feesten worden bijgewoond door talloze gasten die volgens aan verwantschap gerelateerde regels zijn uitgenodigd. Vlak voordat de gasten vertrekken vindt het hoogtepunt van het ritueel plaats. Hierbij wordt het hekwerk weggehaald dat is geplaatst rondom de ‘centrale heilige paal’ in het speciaal voor het feest gebouwde langwerpige feestbivak. Ondertussen zingen leden van de groep liederen om de vruchtbaarheidsdansen door jongere mannen te begeleiden. De sagowormenfeesten worden vanouds tenminste één keer per levende generatie georganiseerd. Rituelen als dit zijn - evenals alle ritueel rond geboorte, huwelijk en dood - gelegenheden voor het nakomen en aangaan van wederzijdse verplichtingen. Hierbij worden waarde-objecten als varkens, hondetanden en schelpen gegeven aan de groep die het ritueel organiseert. Openbare religieuze activiteiten, zoals het presenteren van de geofferde varkens, zijn exclusief voorbehouden aan mannen. De ontvangende partij heeft later dan de verplichting om een gelijkwaardige of grotere gift te retourneren. Hoewel wijze en gelegenheid per lokatie verschilt, komt deze vorm van geven door heel Papua voor.
7. Meisjes trouwen in hun vroege tienerjaren
Grondrechten worden bij overlijden doorgegeven aan mannelijke stamleden. Op vergelijkbare wijze ‘erft’ een man zijn schoonzuster als zijn broer overlijdt. Omdat mannen een bruidsschat moeten betalen, trouwen ze relatief laat (twintig jaar en ouder). Vrouwen trouwen daarentegen vrij direct na de eerste menstruatie. Een huishouden van de Korowai bestaat uit een man, één of meer vrouwen, en hun ongehuwde kinderen. Tot een huishouden kunnen ook zijn moeder (als haar man is overleden) en haar nog ongehuwde kinderen behoren. Maximaal bestaat een huishouden uit vijftien personen, tezamen met hun huisdieren.
Baby's worden gedragen in een draagnet (ainop) en krijgen borstvoeding zo lang als nodig is. De vrouwen leren de kinderen in huis alles over regels en taboes. Een klein meisje wordt zo spoedig mogelijk actief betrokken in alle vrouwelijke taken. Met haar huwelijk wordt het meisje ook als een volwassen vrouw beschouwd. Jongens trekken in hun vroege tienerjaren al in bij de mannen. Een opgroeiende jongen leert van volwassen mannen alles over het vervullen van de mannelijke taken. Op de leeftijd van ongeveer vijftien neemt hij volledig deel aan de jacht en het uitvechten van twisten. In dezelfde periode kan een jongen worden ingewijd in de voorouderlijke wijsheid over de oorsprong en het onderhoud van het universum. Hij behoort daarover geen vragen te stellen, want het is de taak van de ouderen om hem de nodige informatie te verstrekken. Al op jonge leeftijd maken de Korowai hun kinderen vertrouwd met de begrippen goed en kwaad. Ze worden ook voorgelicht over de kosmische balans, gezondheid, seksualiteit, en traditionele wijsheid over de onzichtbare geestenwereld.
8. Het contact met de vooroudergeesten
De Korowai denken dat het universum gevuld is met gevaarlijke geestelijke wezens. De geesten van de gestorven voorouders spelen een speciale rol. Van sommige oudere vrouwen wordt gezegd dat zij kennis hebben van waarzeggerij en van geneeskrachtige technieken.

Kennis van de buitenwereld onder de Korowai is nog beperkt, maar dit is snel aan het veranderen. Antropologen verklaarden rond de eeuwwisseling dat de Korowai hun traditionele levensstijl nog slechts één generatie kunnen volhouden voordat zij in wezen worden geïntegreerd in de ‘moderne maatschapij’. Net als elders in Papua trekken de jongeren toenemend naar de dorpen en steden en blijven alleen de ouderen achter in hun boomhut. Hun traditionele wijze van leven wordt de laatste jaren ook bedreigd door ontbossing als gevolg van de aanleg van plantages voor palmolie en het ontginnen van grondstoffen.
9. Conflicten worden veroorzaakt door hekserij
Conflicten tussen familiegroepen werden in het verleden veroorzaakt door overspel, diefstal, moord en zaken als gevolg van hekserij. Onder de Korowai kwam mogelijk ritueel kannibalisme voor als vergelding en straf

10. Links:
- Lees ook andere themaverhalen die al op deze website zijn gepubliceerd:
Koppensnellen aan de zuidkust, Ooggetuige van een koppensnelpartij, Varkens en varkensfeesten in Nieuw-Guinea, Ontbossing bedreigt Papua-cultuur en Zeventig jaar Franciscanen in Papua
- Stasch, Rupert, 2011, The Camera and the House: The Semiotics of New Guinea ‘Treehouses’ in Global Visual Culture, University of California, San Diego.(pdf)
- In september 2006 publiceerde het blad Smithsonian Magazine het verhaal 'Sleeping with Cannibals' van Paul Raffaele over zijn ontmoeting met de Korowai.
-Video: Korowai, My Friends the Tree House People
- An excursion into the Korowai Forest, South-West New Guinea 2001
- De film Lords of the Garden uit 1992
- Artikel Scoop 30 november 2007: The Bali conference is crucial for the Korowais
11. Bronnen:
- Gerrit J.van Enk en Lourens de Vries (1997). The Korowai of Irian Jaya: Their Language in Its Cultural Context. New York. Oxford University Press.
- Rupert Stach (2009), Society of Others. Kinship and mourning in a West Papuan place. Berkeley: University of California Press.
- Rupert Stasch (2001). 'Giving Up Homicide: Korowai Experience of Witches and Police (West-Papua)', Oceania 72 (pp. 33 - 52).
- Gerrit J.van Enk (2002). Korowai. In Encyclopedia of World Cultures - Supplement. New York a.o: Macmillan Reference USA: 183 - 187.
- Rupert Stasch (2003). 'The Semiotics of World-making in Korowai Feast Longhouses', Language & Communication 23 (pp. 359-383).
- Veldhuizen, J. (1982). De Korowai. Een weg in de wildernis. Gedenkboek ter gelegenheid van 25 jaar zending op Irian Jaya door de Groninger kerken (1956-1981), Ed. door Jac. van der Velden et al.., 29-38. Groningen: De Vuurbaak.
- Godschalk, Jan A. (1993). Sela vallei. Een etnografie van een Mek samenleving in de oostelijke Hooglanden, Irian Jaya, Indonesië. Proefschrift. Vrije Universiteit van Amsterdam.
- Rapport, Roy A. (1984). Varkens voor de Voorouders - Ritual in de ecologie van een Nieuw-Guinea People. Een nieuwe, uitgebreide editie. New Haven / London. Yale University Press.
- Venema, H. (1989). Sago Grub Festival. Irian, Bulletin van Irian Jaya, vol. XVII, 38-63. UNCEN. Jayapura (Papua).
- Venema, H. (2006) Hidup Baru. Orang Kristen dalam konteks kebudayaan setempat. Jakarta (Indonesië).
- Versteeg, H. (1983). Zijn stam en taal. Een open plek in het oerwoud, Ed. door Tjerk S. de Vries, 21-25. Groningen: De Vuurbaak.
- Advies en commentaar: Prof. dr. Lourens de Vries, ds. Henk Venema en drs. Sjoerd Jaarsma