Overeenkomsten en verschillen bij Bergpapua’s

hurkende Dani-manDe levenswijzen van Bergpapua's vertoonden onderling grote overeenkomsten.
Een overeenkomst was dat zij leefden in groepen samengesteld uit patrilineaire subclans of lineages.
Hun leiders waren mannen die zich moesten bewijzen, vaak keer op keer.
Gevechten en oorlogen tussen groepen Bergpapoea's waren frequent.
Zij vonden doorgaans plaats tussen mensen die tot dezelfde
etnische groep behoorden. Verschillen waren er op het gebied van rituelen en handelscontacten. 
Een goed beeld daarvan is te krijgen via een vergelijking van de levenswijzen van drie groepen Bergpapua's: de
Dani van de Grote Vallei, de Eipo en de Damal.

Inhoud
1. De Bergpapua’s
2. Verschillen tussen de etnische groepen
3. De Dani van de Grote Vallei
4. De Eipo
5. De Damal
6. Links
7. Bronnen
 

1. De Bergpapua’s
Bergpapua’s woonden in het Centrale Bergland en waren landbouwers die grotendeels dezelfde gewassen verbouwden. Het hoofdgewas was bijna overal de zoete aardappel waarvan velen niet alleen de knollen maar ook de bladeren aten. Daarnaast verbouwden ze keladi, cassave, maïs, suikerriet, bananen, olie- en/of noten-pandanus - afhankelijk van hoogte - en verscheidene groenten. Ook hielden ze varkens. De materiële uitrusting kende grote overeenkomsten. Kleding was schaars: mannen droegen peniskokers, vrouwen korte of zeer korte rokken. Geluste tassen, van allerlei formaat, waren het voornaamste transportmiddel. Als waardegoederen dienden vrijwel overal kaurischelpen. 

2. Verschillen tussen de etnische groepen
Tussen de etnische groepen bestonden grote verschillen. Bijvoorbeeld in de aantallen deelnemers aan feesten, rituelen, en gevechten, en het geografische bereik van de handelscontacten liepen sterk uiteen. Bij een aantal etnische groepen - maar niet alle - waren huwelijksbanden geconcentreerd. Dat wil zeggen dat er voorkeur bestond voor huwelijken tussen de leden van twee naburige subclans, een voorkeur die ook nageleefd werd. De criteria waaraan leiders moesten voldoen en waarop ze zich moesten bewijzen verschilde ook. Het kon gaan om onder andere moed in gevechten, organisatorische verdiensten, bewezen bedrevenheid in economische transacties, of een prominente rol in ritueel of in religieuze innovatie. Wat betreft de economische productie waren sommige groepen vrijwel volledig op landbouw aangewezen. Andere verkregen veel van hun benodigdheden door middel van verzamelen en jacht. Ook de intensiteit van landbouwmethoden verschilde sterk. Wat Europeanen onmiddellijk trof, was het type landbouw dat een hoge mate van waterbeheersing vereiste. Maar op grote schaal kwam dat alleen voor in het Paniai-gebied en in de Grote Vallei. 

3. De Dani van de Grote Vallei
Het woongebied van de Dani van de Grote Vallei is aaneengesloten. Het bestaat uit de valleivloer, de omringende hellingen en delen van de zijvalleien. De tuinen op de valleivloer waren hun voornaamste middel van bestaan. Daar hadden zij een uitgewogen vorm van landbouw ontwikkeld waarbij water kon worden afgevoerd wanneer het overtollig was, maar zo nodig ook kon worden vastgehouden. Ondanks de grote bevolkingsdichtheid verkregen de Dani van de Grote Vallei van hun tuinen per persoon ruime oogsten.  De ruime oogsten werden deels gebruikt voor de varkens en stelden zo de Dani van de Grote Vallei in staat hun voorouderverering rijkelijk met varkensvlees te doorspekken. De voorouderverering bracht hen zeer vaak tot oorlog. De Dani van de Grote Vallei waren georganiseerd in oorlogsbonden waarvan sommige enige duizenden mensen omvatte. De bonden bestonden ieder uit een aantal confederaties en die waren opgebouwd rond paren subclans, verenigd door vele onderlinge huwelijken. Er bestond een voorkeur voor dergelijke huwelijken. Zulke confederaties bestonden ook bij de meeste West-Dani, de Damal en waarschijnlijk de Yali, aldus Koch. Bij andere etnische groepen in het bergland waren huwelijksbanden verspreid over een groter aantal subclans. 

De gevechten vonden veelal plaats tussen confederaties die tot verschillende oorlogsbonden behoorden. Het ging er om zich op de vijand te wreken door een van hen te doden, dat was een opdracht van de vooroudergeesten. Slaagde een confederatie er niet in deze opdracht uit te voeren, dan volgde diepe frustratie en angst dat nu de steun van de geesten was verloren. Maar slaagde men wel, dan volgden uitbundige en langdurige overwinningsdansen. De leiders van de Dani van de Grote Vallei verkregen hun positie op grond van hun functioneren in oorlogen en ceremonieën. De Dani van de Grote Vallei hadden hun sociale leven sterk geritualiseerd. Vooral de voorouderverering gaf aanleiding tot rituelen. Zij waren aan hun adat gehecht. Er waren tientallen jaren en hard optreden van de koloniale overheden voor nodig om hen te laten stoppen met hun onderlinge gevechten. Pogingen tot kerstening hebben op zijn minst tot midden jaren negentig weinig succes gehad. De Dani van de Grote Vallei bleven trots op hun levenswijze. Zoals een van hen aan Leslie Butt vertelde: 'Wij zijn ongelooflijk rijk. Wij zijn groot en sterk. De nieuwkomers hier zijn jaloers. Ze zijn niet zo groot als wij en ze begeren onze rijkdom' . 

4. De Eipo
De Eipo wonen in een dwarsvallei in het Oostelijk Bergland. Vergeleken bij de Dani van de Grote Vallei vormen de Eipo een heel kleinschalige etnische groep. Toen de Duitse onderzoekers er in 1974 gingen werken, strekte hun woongebied zich uit over een lengte van hooguit 15 km langs de Eiporivier tot een hoogte van ongeveer 2200 meter. De grootste breedte bedroeg volgens Heeschen 2,5 km. Het gebied werd omgeven door uitgestrekte, onbewoonde bossen. Heeschen schat het aantal sprekers van het Eipomek-dialect op ongeveer 400. En het dagelijkse leven speelde zich vooral af in groepen van nog geen 200 mensen.

De Eipo woonden geïsoleerd aan de bovenloop van de Eiporivier en hun woongebied grensde aan onbewoond hooggebergte. Het isolement leek hun keuze te zijn. Ze woonden verwijderd van de handelsroutes door het centrale bergland. Handelscontacten met andere groepen Bergpapoea's waren niet frequent. De grootste rijkdom van de Eipo bestond uit sacrale voorwerpen die verwezen naar de wordingstijd van hun cultuur en hun samenleving. Deze sacrale voorwerpen, die zorgvuldig in mannenhuizen werden bewaard, ontleenden hun belang ook aan de voorouderverering van de Eipo. Zij schreven de wording van hun wereld toe aan de stamvaders van hun clans. Zoals bij de Dani van de Grote Vallei was ook bij hen ritueel van groot belang in hun leven. Dat ritueel was ten dele gericht op de voorouders. Vervreemdbare rijkdommen waren veel minder omvangrijk. De varkensstapel was zeer klein. Bruidsprijzen waren eveneens gering in omvang. Daarnaast kwamen huwelijken tot stand door ruil van zusters. Ook 'bride service' kwam voor. 

De Eipo legden gedraineerde akkers aan op wat er aan vlak terrein voorhanden was. Dat was maar weinig omvangrijk, wel waren er veel steile hellingen. De hellingen waren zeer geschikt voor de verbouw van zoete aardappelen gezien de goede waterafvoer, maar landverschuivingen waren een ernstig probleem. De Eipo slaagden erin akkers aan te leggen op hellingen van meer dan 40º. Al zorgden de Eipo ervoor gelijktijdig akkers in verschillende ecologische zones in productie te hebben, ze waren toch bezorgd dat hun oogsten zouden mislukken. Door giften van voedsel vestigden zij claims die zij in tijd van nood konden activeren.
De Eipo vertoonden een opvallende bescheidenheid. Hun materiële bezittingen waren weinig omvangrijk en ze waren er ook niet op uit anderen met hun giften te intimideren. Heeschen stelt dat de wederzijdse bezoeken van de bewoners van twee dorpen of kleinere nederzettingen hoogtepunten waren in het leven van de Eipo. De bezoeken gingen gepaard met geschenken. Maar men zorgde ervoor de gastheren zo veel te geven dat zij te zijner tijd in staat zouden zijn in gelijke mate met tegengeschenken te komen. Net zoals de Dani van de Grote Vallei kenden de Eipo Leaders, 'hoeders van de traditie', prominent in het giftenverkeer, en in groepsondernemingen, zoals de formele bezoeken aan gemeenschappen elders.
 
  5. De Damal
De Damal wonen verspreid over een aantal valleien zodat het niet mogelijk is om van één woongebied te spreken. Deels zijn zij bekend geworden onder de naam Amung, of, meer gebruikelijk, Amungme. De Amungme wonen op de doorgaans steile zuidhelling van het bergland in diep ingesneden dwarsvalleien. De Damal die in het bergland zelf wonen, delen hun woongebieden met andere etnische groepen. In de boven-Ilagavallei hebben zij West-Dani immigranten moeten toelaten. Dat gebeurde vooral in de loop van de vorige eeuw. Verder naar het noorden en westen wonen Damal in Beoga, in een zijvallei in de benedenloop van de Ilagarivier, in de Dogindoga en de Kemandoga. Wat betreft de laatste twee valleien lijkt het waarschijnlijk dat de Damal de immigranten zijn geweest. De Damal zijn ons voornamelijk bekend door drie etnografen, de zendeling John Ellenberger, Alice Gibbons, echtgenote van een zendeling, en de antropoloog Carolyn Cook. Net zoals de Dani van de Grote Vallei gebruikten de Damal tweedeling als een belangrijk element voor hun sociale organisatie. Zij hadden een indeling, waarbij de groep in twee helften was verdeeld. Ook bij de Damal waren politieke gemeenschappen gegroepeerd rond twee subclans verbonden door een lange reeks onderlinge huwelijken.  

In andere opzichten was hun levenswijze geheel verschillend van die van de Dani van de Grote Vallei. De Amungme verkregen een veel groter deel van hun voedsel uit het bos. Deels verzamelden ze het zoals ze het aantroffen. Maar deels grepen ze in om het verzamelen veilig te stellen of productiever te maken (Cook 1995: 162f). Ze maakten hun tuinen op vaak steile hellingen. Ellenberger, Gibbons en Cook schrijven alledrie dat de Damal en Amungme keladi verre prefereerden boven zoete aardappels. In de Ilaga beschreven zij de West-Dani als aardappelmensen, en zichzelf als keladimensen, al hadden zij landbouwtechnieken van de West-Dani, afgestemd op zoete aardappelen, overgenomen. Voordien hadden zij irrigatie t
oegepast om voldoende keladi te kunnen verbouwen. 

Het belangrijkste verschil tussen de Dani van de Grote Vallei, de Eipo en de Damal is dat Damal en Amungme onvrede hadden met hun levenswijze. Ze hadden intense heilsverwachtingen en probeerden die te verwerkelijken door middel van ritueel en heilsbewegingen. Ellenberger heeft geconstateerd dat groepen Damal in de loop van de twintigste eeuw een reeks heilsbewegingen hebben ondernomen. De Damal in de Ilaga vallei hebben zich in de jaren ‘50, kort na de vestiging van zendelingen, en masse tot het christendom bekeerd, evenals de West Dani. De bekeringen waren doortrokken met heilsverwachtingen. 

6. Links 

7. Bronnen 
- Butt L., 1998. 'The social and political life of infants among the Baliem Valley Dani, Irian Jaya'. Ongepubliceerd antropologisch proefschrift, McGill University.
- Cook C.D.T., 1995. The Amung way. the subsistence strategies, the knowledge and the dilemma of the Tsinga valley people in Irian Jaya, Indonesia. Ongepubliceerd antropologisch proefschrift, University of Hawai'i.
- Ellenberger J.D., 1996. The impact of Damal world view on the formation of a local theology in Irian Jaya. Ongepubliceerd missiologisch proefschrift, Fuller Theological Seminary.- Heeschen V., 1990. Ninye Bún. Mythen, Erzählungen, Lieder und Märchen der Eipo. Mensch, Kultur und Umwelt, deel 20. Berlin: Dietrich Reimer Verlag.
- Heeschen V., 1998. An Ethnographic Grammar of the Eipo Language Spoken in the Central Mountains of Irian Jaya (West New Guinea). Mensch, Kultur und Umwelt, deel 22.
- Koch G., 1984. Malingdam. Ethnographische Notizen über einem Siedlungsbereich im oberen Eipomek-Tal, zentrales Bergland von Irian Jaya. Mensch, Kultur und Umwelt, deel 15.
- Koch G. & W. Schiefenhövel, 1989. Die Eipo. Eine kürze Einführung. In: Eibl-Eibesfeldt, I., W. Schiefenhövel & V. Heeschen. Kommunikation bei den Eipo. Mensch, Kultur und Umwelt, deel 19: 9-12.
- Kooijman S., 1962. Material aspects of the Star Mountains Culture. Nova Guinea. Contributions to the Anthropology, Botany, Geology and Zoology of the Papoean Region. Anthropology, deel 2-3: 15-44.
- Larson G.F., 1986. The structure and demography of the cycle of warfare among the Ilaga Dani of Irian Jaya. Ongepubliceerd antropologisch proefschrift, University of Michigan.
- Michel Th., 1983. Interdependenz von Wirtschaft und Umwelt in der Eipo-Kultur von Moknerkon. Mensch, Kultur und Umwelt im Zentralen Bergland von West-Neuguinea, Deel 11. Berlin: Dietrich Reimer.
- Ploeg A., 2004. The German Eipo Research Project. Journal de la Société des Océanistes nummer 118: 35-79.
- Ploeg A., 2005. Sweet potato in the highlands of west New Guinea. In: Ballard C. en anderen, red. The Sweet Potato in Oceania: a Reappraisal. Ethnology Monographs 19 / Oceania Monographs 56: 149-162.
- Schiefenhövel W., 1996. We could be short of food. Food and the preoccupation with food in the Eipo society. In: González Turmo I. en P. Romero de Solís. Antropología de la alimentación: nuevos ensayos sobre la dieta mediterránea: 265-76.